La Biblia

 

Hosea 5

Estudio

   

1 Hoort dit, gij priesters! en merkt op, gij huis Israels! en neemt ter oren, gij huis des konings! want ulieden gaat dit oordeel aan, omdat gij een strik zijt geworden te Mizpa, en een uitgespannen net op Thabor.

2 En die afwijken, verdiepen zich om te slachten; maar Ik zal hun allen een tuchtmeester zijn.

3 Ik ken Efraim, en Israel is voor Mij niet verborgen; dat gij, o Efraim! nu hoereert, en Israel verontreinigd is.

4 Zij stellen hun handelingen niet aan, om zich tot hun God te bekeren; want de geest der hoererijen is in het midden van hen, en den HEERE kennen zij niet.

5 Dies zal Israel hovaardij in zijn aangezicht getuigen; en Israel en Efraim zullen vallen door hun ongerechtigheid; ook zal Juda met hen vallen.

6 Met hun schapen, en met hun runderen zullen zij dan gaan, om den HEERE te zoeken, maar niet vinden; Hij heeft Zich van hen onttrokken.

7 Zij hebben trouwelooslijk gehandeld tegen den HEERE; want zij hebben vreemde kinderen gewonnen; nu zal hen de nieuwe maand verteren met hun delen.

8 Blaast de bazuin te Gibea, de trompet te Rama; roept luide te Beth-Aven; achter u, Benjamin!

9 Efraim zal tot verwoesting worden, ten dage der straf; onder de stammen Israels heb Ik bekend gemaakt, dat gewis is.

10 De vorsten van Juda zijn geworden, gelijk die de landpalen verrukken; Ik zal Mijn verbolgenheid, als water, over hen uitgieten.

11 Efraim is verdrukt, hij is verpletterd met recht; want hij heeft zo gewild; hij heeft gewandeld naar het gebod.

12 Daarom zal Ik Efraim zijn als een mot, en den huize van Juda als een verrotting.

13 Als Efraim zijn krankheid zag, en Juda zijn gezwel, zo toog Efraim tot Assur, en hij zond tot den koning Jareb; maar die zal ulieden niet kunnen genezen, en zal het gezwel van ulieden niet helen.

14 Want Ik zal Efraim zijn als een felle leeuw, en den huize van Juda als een jonge leeuw; Ik, Ik zal verscheuren en henengaan; Ik zal wegvoeren, en er zal geen redder zijn.

15 Ik zal henengaan en keren weder tot Mijn plaats, totdat zij zichzelven schuldig kennen en Mijn aangezicht zoeken; als hun bange zal zijn, zullen zij Mij vroeg zoeken.

   

De obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #5355

Estudiar este pasaje

  
/ 10837  
  

5355. Omdat God mij heeft doen vrucht dragen; dat dit daaruit de vermenigvuldiging van het ware vanuit het goede betekent, staat vast uit de betekenis van doen vrucht dragen, namelijk de vermenigvuldiging, te weten van het ware vanuit het goede; van vruchtmaking immers wordt gesproken krachtens het goede en van vermenigvuldiging met betrekking tot het ware, nrs. 43, 55, 913, 983, 1940, 2846, 2847;

vandaar is Efraïm in de oorspronkelijke taal genoemd naar de vruchtmaking en het hoedanige ervan is bevat in deze woorden, ‘want God heeft mij doen vrucht dragen in het land mijner verdrukking’; het hoedanige is dat het ware vanuit het goede werd vermenigvuldigd in het natuurlijke na de verzoekingen die hij daar heeft geleden. Wat de vermenigvuldiging van het ware uit het goede is, moet in het kort worden gezegd: wanneer de mens in het goede is, dat wil zeggen, in de liefde jegens de naaste, dan is hij ook in de liefde van het ware; voor zoveel als hij vandaar in dat goede is, wordt hij door het ware aangedaan; want het goede is in het ware, zoals de ziel in haar lichaam; zoals dus het goede het ware vermenigvuldigt, zo plant het zich voort en indien het goede van de echte naastenliefde is, plant het zich voort in het ware en door het ware tot in het eindeloze, want er bestaat geen einde noch voor het goede noch voor het ware; het Oneindige is in alle en de afzonderlijke dingen, omdat alle en de afzonderlijke dingen vanuit het Oneindige zijn; niettemin kan dat eindeloze nooit op enige wijze tot het Oneindige reiken, omdat er geen verhouding bestaat van het eindige met het Oneindige. In de Kerk bestaat er heden ten dage zelden een vermenigvuldiging van het ware; de oorzaak hiervan is deze dat er heden ten dage niet het goede van de echte naastenliefde is; men gelooft dat het genoeg is de dogma’s van het geloof te weten die van de Kerk zijn waarin men is geboren en deze met verschillende dingen te bevestigen; maar degene die in het echte goede van de naastenliefde en vandaar in de aandoening van het ware, is daarmee niet tevreden, maar hij wil vanuit het Woord verlicht worden wat het ware is en dat zien voordat hij het bevestigt; hij ziet het ook vanuit het goede, want het bemerken van het ware is vanuit het goede; de Heer immers is in het goede en geeft het bemerken; wanneer hij daaruit het ware ontvangt, groeit dit tot in het eindeloze; het is daarmee gesteld zoals met een zaadje dat uitgroeit tot een boom en zaadjes voortbrengt en deze daarna een tuin, enzovoort.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

De obras de Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4243

Estudiar este pasaje

  
/ 10837  
  

4243. Met Laban heb ik als vreemdeling verkeerd en heb er tot nu toe vertoefd; dat dit betekent dat Hij zich had doortrokken van het door Laban aangeduide goede, staat vast uit de uitbeelding van Laban, namelijk het goede als middel, dat wil zeggen, niet het echte goede, maar toch van dienst om de echte en ware goede dingen binnen te leiden, waarover de nrs. 3974, 3982, 3986, 4063;

uit de betekenis van ‘als vreemdeling verkeren’, namelijk onderricht worden, waarover de nrs. 1463, 2025;

en uit de betekenis van vertoeven of ergens verblijven, namelijk dat daarvan wordt gesproken met betrekking tot het leven van het ware met het goede, waarover nr. 3613, hier, het daarvan doordrenkt worden. Hieruit blijkt dat door die woorden ‘Met Laban heb ik als vreemdeling verkeerd en heb er tot nu toe vertoefd’ wordt aangeduid dat Hij zich had doordrenkt van het door Laban aangeduide goede. Hiermee is het als volgt gesteld: het ware kan het goede niet worden ingeplant dan door middelen; over de middelen werd gehandeld in de hoofdstukken die voorafgaan, waar sprake was van het vreemdelingschap en het verblijf van Jakob bij Laban en van de daar verworven kudde van kleinvee; hier wordt nu gehandeld over de voortgang van de verbinding, dus over de omkering van de staat, in die orde waarop dit plaatsvindt, wanneer het ware aan het goede ondergeschikt wordt gemaakt; het ware is schijnbaar in de eerste plaats, wanneer de mens het ware vanuit aandoening leert, maar nog niet zozeer overeenkomstig daarmee leeft; maar het goede is in de eerste plaats, wanneer hij leeft overeenkomstig het ware dat hij vanuit aandoening heeft geleerd, dan immers wordt het ware het goede, want dan gelooft de mens dat overeenkomstig het ware handelen het goede is; degenen die wederverwekt zijn, zijn in dit goede; ook zij die een geweten, dat wil zeggen, die niet meer daarover redeneren of het wel waar is, maar het doen omdat het waar is, dus zij die zich daarvan hebben doordrenkt met het geloof en met het leven.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl