from the Writings of Emanuel Swedenborg

 

Hemel en Hel #493

Studere hoc loco

  
/ 603  
  

493. De eerste staat van de mens na de dood is gelijk aan die van de wereld, omdat hij dan nog in zijn uiterlijk is. Zijn gelaat is gelijk, zijn spraak is gelijk en zijn gesteldheid is gelijk, derhalve ook zijn zedelijk en burgerlijk leven. Hij weet daarom ook niet beter dan dat hij nog in de wereld is; tenzij hij let op hetgeen om hem heen voorvalt en op hetgeen de engelen hem hebben meegedeeld toen hij werd opgewekt, dat hij nu een geest is (zie nr. 450). ldus gaat het ene leven in het andere over en is de dood alleen de overgang.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.

from the Writings of Emanuel Swedenborg

 

Apocalyps Onthuld #551

Studere hoc loco

  
/ 962  
  

551. Verleidende het algehele wereldrond, betekent dat zij alle dingen van de Kerk verdraaien.

Met verleiden wordt verdraaien aangeduid en met wereldrond wordt de Kerk aangeduid, evenzo als met de aarde, nr. 285; met het wereldrond wordt niet het aardrijk aangeduid, maar de Kerk op aarde, in de volgende plaatsen:

‘Het land zal treuren en verward worden, het wereldrond zal verkwijnen en verward worden’, (Jesaja 24:4).

‘De landen zullen Uw gerichten leren en de bewoners van het wereldrond Uw gerechtigheid’, (Jesaja 26:9).

‘De Maker der aarde door Uw deugd, bereidende het wereldrond door Uw wijsheid’, (Jeremia 10:12; 51:15).

‘De fundamenten van het wereldrond zijn onthuld door het geblaas van Uw geest’ (Psalm 18:16).

‘Van Jehovah is de aarde en haar volheid, het wereldrond en die daarop wonen; Hij heeft hetzelve gegrond op de stromen’, (Psalm 24:1, 2).

‘De hemelen zijn Uwe en de aarde is Uwe, het wereldrond en zijn volheid hebt Gij gegrond’, (Psalm 89:12).

‘De troon der heerlijkheid zal Hij hen doen beërven, want van Jehovah zijn de grondvesten der aarde en Hij heeft het wereldrond daarop gezet’, (1 Samuël 2:8).

‘Babel, gij hebt het wereldrond tot een woestijn gesteld, gij hebt uw land verdorven en uw volk gedood’, (Jesaja 14:17, 20); en verder ook in, (Jesaja 18:3; 26:18; 27:6; 34:1; Nahum 1:5; Psalm 9:9; Psalm 77:19; 98:9; Klaagliederen 4:12; Job 18:18; Mattheüs 24:14; Lukas 21:26; Openbaring 16:14); maar men moet weten dat wanneer het wereldrond en de aarde tegelijk worden genoemd, met het wereldrond de Kerk wordt aangeduid ten aanzien van het goede en met de aarde [land] de Kerk ten aanzien van het ware.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

Bibliorum

 

Apocalyps 12

Study

   

1 En er werd een groot teken gezien in den hemel; namelijk een vrouw, bekleed met de zon; en de maan was onder haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren;

2 En zij was zwanger, en riep, barensnood hebbende, en zijnde in pijn om te baren.

3 En er werd een ander teken gezien in den hemel; en ziet, er was een grote rode draak, hebbende zeven hoofden, en tien hoornen, en op zijn hoofden zeven koninklijke hoeden.

4 En zijn staart trok het derde deel der sterren des hemels, en wierp die op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, opdat hij haar kind zou verslinden, wanneer zij het zou gebaard hebben.

5 En zij baarde een mannelijken zoon, die al de heidenen zou hoeden met een ijzeren roede; en haar kind werd weggerukt tot God en Zijn troon.

6 En de vrouw vluchtte in de woestijn, alwaar zij een plaats had, haar van God bereid, opdat zij haar aldaar zouden voeden duizend tweehonderd zestig dagen.

7 En er werd krijg in den hemel; Michael en zijn engelen krijgden tegen den draak, en de draak krijgde ook en zijn engelen.

8 En zij hebben niet vermocht, en hun plaats is niet meer gevonden in den hemel.

9 En de grote draak is geworpen, namelijk de oude slang, welke genaamd wordt duivel en satanas, die de gehele wereld verleidt, hij is, zeg ik, geworpen op de aarde; en zijn engelen zijn met hem geworpen.

10 En ik hoorde een grote stem, zeggende in den hemel: Nu is de zaligheid, en de kracht, en het koninkrijk geworden onzes Gods; en de macht van Zijn Christus; want de verklager onzer broederen, die hen verklaagde voor onzen God dag en nacht is nedergeworpen.

11 En zij hebben hem overwonnen door het bloed des Lams, en door het woord hunner getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad tot den dood toe.

12 Hierom bedrijft vreugde, gij hemelen, en gij, die daarin woont! Wee dengenen, die de aarde en de zee bewonen, want de duivel is tot u afgekomen, en heeft groten toorn, wetende, dat hij een kleinen tijd heeft.

13 En toen de draak zag, dat hij op de aarde geworpen was, zo heeft hij de vrouw vervolgd, die het manneken gebaard had.

14 En der vrouwe zijn gegeven twee vleugelen eens groten arends, opdat zij zou vliegen in de woestijn, in haar plaats, alwaar zij gevoed wordt een tijd, en tijden, en een halven tijd, buiten het gezicht der slang.

15 En de slang wierp uit haar mond achter de vrouw water als een rivier, opdat hij haar door de rivier zou doen wegvoeren.

16 En de aarde kwam de vrouw te hulp, en de aarde opende haar mond, en verzwolg de rivier, welke de draak uit zijn mond had geworpen.

17 En de draak vergrimde op de vrouw, en ging heen om krijg te voeren tegen de overigen van haar zaad, die de geboden Gods bewaren, en de getuigenis van Jezus Christus hebben. [ (Revelation of John 12:18) En ik stond op het zand der zee. ]