from the Writings of Emanuel Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3018

Studere hoc loco

  
/ 10837  
  

3018. Vers 2. En Abraham zei tot zijn knecht, de oudste van zijn huis, de bedienaar van alles, wat hij had: Leg, ik bid u, uw hand onder mijn dij. Abraham zei tot zijn knecht, de oudste van zijn huis, betekent de ordening en de invloeiing van de Heer in Zijn Natuurlijke, hetgeen ‘de knecht, de oudste van het huis’ is; de bedienaar van alles wat hij had, betekent de diensten van de natuurlijke mens; leg, ik bid u, uw hand onder mijn dij, betekent de verplichting daarvan ten aanzien van het vermogen tot het goede van de echtelijke liefde.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Bibliorum

 

Genesis 24:62

Study

       

62 Izak nu kwam, van daar men komt tot den put Lachai-Roi; en hij woonde in het zuiderland.

from the Writings of Emanuel Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3157

Studere hoc loco

  
/ 10837  
  

3157. Dat de woorden ‘Nu, zo gijlieden barmhartigheid en waarheid met mijn heer doen zult’ het onderzoek betekenen van hun instemming uit beide vermogens, dat van de wil en van het verstand, blijkt uit de betekenis van barmhartigheid, en wel hetgeen van het goede of van de liefde is, waarover de nrs. 3063, 3073, 3120 en uit de betekenis van waarheid, namelijk wat van het ware of van het geloof is, waarover de nrs. 3121, 3122;

en daar het goede, dat van de liefde is tot de wil behoort en het ware dat van het geloof is tot het verstand behoort en deze dingen gezegd worden tot Laban en Bethuël, dus tot mensen, namelijk zij barmhartigheid en waarheid zouden doen, betekenen zij dat wat uit hun beide vermogens is, namelijk uit dat van de wil en dat van het verstand. Dat het een onderzoek is naar de instemming, blijkt duidelijk zowel hieruit, dat gezegd wordt ‘zo gij doen zult’ als uit wat volgt ‘geeft het mij te kennen, en zo niet, geeft het mij te kennen en ik zal ter rechterhand zien of ter linkerhand’. In de wederverwekking van de mens, die een beeld is van de wederverwekking van de Heer, zie nr. 3138 is het als volgt gesteld: dat het ware van het geloof weliswaar geleerd wordt, maar niet erkend, nog minder, ontvangen wordt door het goede, wanneer er geen instemming is van beide vermogens, namelijk van de wil en het verstand. De instemming is de erkenning zelf, waardoor de opneming plaatsvindt en wel door de wil, want daar is het goede. En wanneer het ware van het geloof ontvangen is door de wil, of wat hetzelfde is, door het goede, dan is de mens wederverwekt, want dan behoort het ware tot het goede of het geloof tot de naastenliefde, of het is ten aanzien van het leven de naastenliefde zelf, nr. 3121.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl