Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1183
1183. Wat door Erech, Akkad, Kalneh, in het land Sinear, in het bijzonder wordt aangeduid, kan niet zozeer blijken, omdat zij nergens anders in het Woord vermeld worden, uitgezonderd Kalneh, bij Amos, hoofdstuk 6:2, maar zij zijn verscheidenheden van een dergelijke godsdienst. Wat echter het land Sinear betreft, waarin deze godsdiensten waren, daarmee wordt in het Woord de uiterlijke godsdienst waarin het profane is, aangeduid, wat uit zijn betekenis in het volgende hoofdstuk 11 vers 2 blijkt, en verder ook bij, (Zacharia 5:11);
maar vooral bij Daniël, waar staat:
‘De Heer gaf in de hand van Nebukadnezar, koning van Babel, Jehojakim, de koning van Jehudah, en een deel van de vaten van het huis van God, en hij bracht hen in het land Sinear, in het huis van zijn God’, (Zacharia 1:2);
waarmee wordt aangeduid dat de heilige dingen ontwijd waren; de vaten van het huis van God zijn de heilige dingen; het huis van God van de koning van Babel in het land Sinear, zijn de profane dingen, waarin de heilige dingen gebracht zijn. Hoewel dit een historische vermelding is, bevat het niettemin deze verborgenheden, zoals alle historische gedeelten in het Woord. En verder blijkt het uit de ontwijding van dezelfde vaten bij, (Daniël 5:3, 4, 5);
wanneer door deze vaten geen heilige dingen waren uitgebeeld, zouden dergelijke gebeurtenissen, zoals daar beschreven worden, nooit plaats gevonden hebben.