Biblija

 

Genesis 32:13

Studija

       

13 En hij vernachtte aldaar dienzelfden nacht; en hij nam van hetgeen, dat hem in zijn hand kwam, een geschenk voor Ezau zijn broeder;

Komentar

 

Zegen

  
This fresco was created by Franz Xaver Kirchebner in the Parish church of St. Ulrich in Gröden, Italy, which was built in the late 18th century.

De Heer is volmaakte liefde uitgedrukt als volmaakte wijsheid. Hij heeft ons geschapen opdat Hij ons zou kunnen liefhebben, ons eigen liefde en wijsheid zou kunnen geven en zo met ons verenigd zou kunnen worden. Dit is de ultieme zegen, voor ons om Zijn liefde en Zijn wijsheid te ontvangen en met Hem verbonden te zijn, en alle andere vormen en betekenissen van "zegening" vloeien daaruit voort.

Deze stroom neemt echter veel verschillende vormen aan in de Bijbel, afhankelijk van wie de zegen geeft, wie deze ontvangt en wat de omstandigheden zijn. Wanneer mensen de zegen van de Heer ontvangen, illustreert het hoe zijn liefde en wijsheid in ons stromen in vormen die passen bij de geestelijke toestand die deze mensen vertegenwoordigen. Wanneer mensen de Heer zegenen, betekent dit een erkenning dat het leven en al zijn gaven van Hem afkomstig zijn, en toont het een verlangen om ze aan te nemen en samengevoegd te worden. Wanneer mensen elkaar zegenen, betekent dit het verlangen om goede verlangens en ware ideeën zoveel mogelijk te delen en samengevoegd te worden.

(Reference: Apocalyps Uitgelegd 340; De Apocalyps Onthuld 289; Hemelse Verborgenheden 981, 1096, 1422, 3260, 3584, 6091, 6230, 6254, 6430)

Iz Swedenborgovih djela

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1096

Proučite ovaj odlomak

  
/ 10837  
  

1096. Dat de woorden ’gezegend zij Jehovah van Sem’ betekenen al het goede voor hen, die uit de innerlijke dingen de Heer aanbidden, kan blijken uit de betekenis van ‘gezegend’. De zegen sluit al het hemels en geestelijk goede in zich, voorts ook al het natuurlijk goede; al dit goede wordt in de innerlijke zin door de zegen aangeduid; en in de uiterlijke zin wordt door de zegen al het wereldse, lichamelijke en aardse goede aangeduid, maar wanneer al dit goede een zegen wil zijn, moet het noodzakelijkerwijs uit de innerlijke zegen voortkomen, want deze laatste alleen is een zegen, omdat hij eeuwig is en met alle gelukzaligheid verbonden is, en hij het Zijn zelf van de zegeningen is, want wat anders is dan wat eeuwig is? al het andere zijn houdt op te zijn.

Bij de Ouden was het een plechtige spreekwijze om te zeggen:

‘Gezegend zij Jehovah’, waaronder zij verstonden, dat van Hem alle zegen, dat wil zeggen, al het goede komt, en het was ook een uitdrukking van dankzegging, dat de Heer zegent en gezegend heeft, zoals bij David, (Psalm 28:6; 31:22; 41:13; 66:20; 68:20, 35; 72:18; 89:52; 119:12; 124:6; 135:21; 144:1) behalve nog andere plaatsen. Hier wordt gezegd: Gezegend zij Jehovah God, omdat er van Sem of de innerlijke Kerk sprake is; deze Kerk wordt innerlijk genoemd vanwege de naastenliefde; in de naastenliefde is de Heer tegenwoordig, die hier om deze reden Jehovah God wordt genoemd; daarentegen niet zo in de uiterlijke Kerk; hoewel de Heer in deze Kerk tegenwoordig is, is Hij toch niet in die mate daarin als in de mens van de innerlijke Kerk, want de mens van de uiterlijke Kerk gelooft toch nog altijd, dat hij de goedheden van de naastenliefde uit zichzelf doet, en daarom wordt, wanneer gehandeld wordt over de mens van de uiterlijke Kerk, de Heer God genoemd, zoals in het volgende vers over Jafet:

‘God breidde Jafet uit’. Dat al het goede hun ten deel valt, die uit de innerlijke dingen de Heer vereren, kan ook uit de orde van de dingen blijken, want deze orde is de volgende: van de Heer is al het hemelse, van het hemelse is al het geestelijke, van het geestelijke is al het natuurlijke; dit is de orde van het bestaan van alle dingen, en daaruit komt de orde van de invloed voort. Het hemelse is de liefde tot de Heer en jegens de naaste; waar geen liefde is, daar is de band gebroken en de Heer niet tegenwoordig, die enkel en alleen invloeit door het hemelse, dat wil zeggen, door de liefde. Wanneer het hemelse er niet is, dan kan ook het geestelijke niet bestaan, omdat al het geestelijke er is door het hemelse van de Heer; het geestelijke is het geloof, vandaar dat er geen geloof is dan alleen door de naastenliefde of de liefde uit de Heer; op dezelfde wijze is het gesteld met het natuurlijke; alle goedheden vloeien naar dezelfde orde in. Hieruit volgt, dat al het goede hun ten deel valt, die uit de innerlijke dingen, dat wil zeggen, uit de naastenliefde, de Heer vereren, en dat daarentegen hun, die niet uit de naastenliefde vereren, het goede niet ten deel valt, maar alleen het schijngoede dat op zichzelf het boze is, zoals de verlustiging van haat en echtbreuk, welke op zichzelf beschouwd nooit iets anders is dan een drekkige verlustiging, waarin zij dan ook in het andere leven verandert.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl