Biblija

 

Genesis 19:34

Studija

       

34 En het geschiedde des anderen daags, dat de eerstgeborene zeide tot de jongste: Zie, ik heb gisteren nacht bij mijn vader gelegen; laat ons ook dezen nacht hem wijn te drinken geven; ga dan in, lig bij hem, opdat wij van onzen vader zaad in het leven behouden.

Iz Swedenborgovih djela

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #2434

Proučite ovaj odlomak

  
/ 10837  
  

2434. Dat de woorden ‘Hij zei tot hem: Zie Ik heb uw aangezicht aangenomen ook om dit woord’ de inwilliging betekenen, wanneer de innerlijke dingen in het ware iets aan het goede ontlenen, blijkt uit de betekenis van het aangezicht. Het woord aangezicht komt herhaaldelijk voor in het Woord en het betekent daar de innerlijke dingen, zoals in de nrs. 358, 1999 werd aangetoond en ook, dat wanneer het aangezicht aan Jehovah of de Heer wordt toegeschreven, het barmhartigheid, vrede en het goede betekent, nrs. 222, 223; hier dus het goede dat binnenin het ware is; vandaar wil ‘het aangezicht aannemen’ zeggen inwilligen, wanneer de innerlijke dingen in het ware iets aan het goede ontlenen; ‘om dit woord’ is, om deze zaak. Dat het ware er niet is, wanneer er binnenin niet het goede is, zie men in de nrs. 1496, 1832, 1900, 1904, 1928, 2063, 2173, 2269, 2401, 2403, 2429;

en dat de zaligheid en het geluk van de mens na de dood niet voortkomt uit het ware, maar uit het goede dat in het ware is, nr. 2261;

vandaar hoe meer goeds er in het ware is des te zaliger en gelukkiger hij is. Dat het goede binnenin het ware is en maakt dat het waar is, kan ook blijken uit de goedheden en waarheden in de wereldse dingen zelf; wanneer een mens leert en erkent, dat iets in deze dingen goed is, dan noemt hij al wat dit goede begunstigt waar, maar al wat het niet begunstigt, verwerpt hij en noemt het vals; hij kan ook zeggen, dat hetgeen het genoemde goede niet begunstigt, waar is, maar dan veinst hij en denkt anders; en dus net zo in geestelijke dingen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Iz Swedenborgovih djela

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #2401

Proučite ovaj odlomak

  
/ 10837  
  

2401. Dat de woorden ‘en zei: Maakt u op, gaat uit deze plaats’ betekenen, dat zij niet in de staat van het boze zouden blijven, blijkt uit de betekenis van zich opmaken en uitgaan en verder van de plaats. Zich opmaken leest men vaak in het Woord, maar er wordt weinig over gedacht, wat het verder betekent, daar het tot de vertrouwde uitdrukkingen behoort, maar in de innerlijke zin sluit het verheffing in, zoals hier van het boze tot het goede, want het gemoed wordt verheven wanneer het van het boze wijkt, nr. 2388. Uitgaan is wijken of niet blijven; de plaats is echter de staat van het boze, nr. 2393; hieruit blijkt duidelijk, dat het dit betekent. Van welke aard diegenen zijn die in erkentenissen van het ware zijn, maar tevens in een leven van het boze, is herhaalde malen eerder gezegd, namelijk dat zij, zolang zij in een leven van het boze zijn, niets geloven, want het boze willen en vandaar doen en met het geloof het ware erkennen, is nooit mogelijk. Hieruit blijkt ook duidelijk dat een mens niet behouden kan worden door het ware, ja zelfs het goede te denken en te spreken, terwijl hij niets anders wil en vanuit zijn willen niets anders doet dan het boze. Het is het willen zelf van de mens dat na de dood leeft, niet zozeer zijn denken, behalve dan hetgeen uit zijn willen voortvloeit. Wanneer dus de mens zo is, als zijn willen is, kan het duidelijk zijn, wat hij denken kan over de waarheden van het geloof die hij in zich opnam en ja zelfs, onderwees, aangezien deze hem verdoemen. Hij is er dan zo ver van verwijderd, om uit deze waarheden te denken, dat hij er een afkeer van heeft, ja zelfs, wanneer hem wordt toegestaan het te doen, lastert hij ze, zoals de duivels bende dit doet. Zij die niet onderricht zijn over het leven na de dood kunnen van mening zijn, dat zij dan het geloof gemakkelijk kunnen ontvangen, wanneer zij zien dat de Heer de gehele hemel regeert en wanneer zij horen dat de hemel daarin bestaat, Hem lief te hebben en de naaste; maar het is er zo ver van af, dat de bozen het geloof zouden kunnen ontvangen, dat wil zeggen, vanuit het willen dit geloven, als de hel verwijderd is van de hemel; want zij zijn geheel en al in het boze en vandaar in het valse. Uit hun nadering of tegenwoordigheid alleen al, wordt gekend en waargenomen, dat zij tegen de Heer zijn en tegen de naaste, dus tegen het goede en vandaar tegen het ware; het is een misdadige sfeer, die uitwasemt van het leven van hun wil en van het daaruit voortvloeiende denken, nrs. 1048, 1053, 1316, 1504. Indien het mogelijk was dat men in het andere leven door onderricht alleen zou geloven en goed worden, zou er niet één in de hel zijn, want de Heer wil allen, hoevelen het er ook zijn, tot zich in de hemel heffen, want Zijn Barmhartigheid is oneindig, want dit is de Goddelijke Barmhartigheid zelf, en wel jegens het gehele menselijke geslacht, dus zowel jegens de boze als de jegens goede mens.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl