8
En hij zeide: Hagar, gij, dienstmaagd van Sarai! van waar komt gij, en waar zult gij heengaan? En zij zeide: Ik ben vluchtende van het aangezicht mijner vrouw Sarai!
8
En hij zeide: Hagar, gij, dienstmaagd van Sarai! van waar komt gij, en waar zult gij heengaan? En zij zeide: Ik ben vluchtende van het aangezicht mijner vrouw Sarai!
1933. Dat de woorden ‘En zij zei: van het aangezicht van Sarai, mijn meesteres, ben ik vluchtende’ het antwoord en de verontwaardiging beteken, blijkt uit hetgeen gezegd is. Ten aanzien van de verontwaardiging zie men eerder bij vers 4, waar dezelfde woorden staan; daar het aangezicht de innerlijke dingen betekent, zoals eerder in nr. 358 is aangetoond, betekent het dus de verontwaardiging en tal van andere dingen.
24
It happened about three months later, that it was told Judah, saying, "Tamar, your daughter-in-law, has played the prostitute; and moreover, behold, she is with child by prostitution." Judah said, "Bring her forth, and let her be burnt."