Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1168
1168. Gensis 10:7. En de zonen van Kusch zijn: Seba, en Chavillah, en Sabtha, en Raamah, en Sabtheka. En de zonen van Raamah zijn: Scheba en Dedan.
Door de zonen van Kusch worden zij aangeduid, die geen innerlijke godsdienst hadden, maar erkentenissen van het geloof, in het bezit waarvan zij de religie stelden. Seba, Chavillah, Sabtha, Raamah en Sabtheka zijn evenzovele natiën, die deze erkentenissen hadden. In de innerlijke zin betekenen deze natiën de erkentenissen zelf. Door de zonen van Raamah worden op dezelfde wijze zij aangeduid, die geen innerlijke godsdienst hadden, maar erkentenissen van het geloof, in het bezit waarvan zij de religie stelden; Scheba en Dedan zijn de natiën, die deze erkentenissen hadden. In de innerlijke zin wordt door hen de erkentenissen zelf aangeduid, maar met dit verschil, dat de zonen van Kusch de erkentenissen van de geestelijke dingen betekenen, de zonen van Raamah de erkentenissen van de hemelse dingen.