Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3643
3643. Er werd opgemerkt dat degenen die zich in de hemelen bevinden, in een doorschijnende aura van licht zijn, zoals het licht van de morgen en de middag en ook dat van de nadering van de avond; en evenzo dat zij in de warmte zijn, als die van de lente en de zomer en de herfst; maar zij die zich in de hel bevinden, zijn in een dikke, nevelige en duistere atmosfeer en tevens in koude. Het werd waargenomen, dat er tussen deze dingen in het algemeen een evenwicht heerst en verder, dat voor zoveel de engelen in de liefde, de naastenliefde en vandaar in het geloof zijn, voor evenzoveel zij in een aura van licht en in de warmte van de lente zijn en voor zoveel de helsen in haat en vandaar in het valse zijn, voor evenzoveel zijn zij in dikke duisternis en koude. Het licht in het andere leven draagt, zoals eerder gezegd, in zich het inzicht, de warmte de liefde, de duisternis waanzin en de koude haat.