बाइबल

 

Exodus 31:8

पढाई करना

       

8 En de tafel, met haar gereedschap; en den louteren kandelaar, met al zijn gereedschap; en het reukaltaar;

स्वीडनबॉर्ग के कार्यों से

 

Leer Over De Heer #48

इस मार्ग का अध्ययन करें

  
/ 65  
  

48. Het leven van de mens is verschillend volgens zijn staten, daarom wordt onder geest verstaan, de verschillende aandoeningen van het leven bij de mens, zoals: 1. Het leven van de wijsheid: 'Bezaleël vervuld met de geest der wijsheid, van het inzicht en de wetenschap', (Exodus 31:3). 'Gij zult spreken tot alle wijzen van hart, tot ieder die Ik heb vervuld met de geest der wijsheid', (Exodus 28:3). 'Vervuld was Joschua van de geest der wijsheid', (). 'Nebuchadnezar aangaande Daniël, dat een uitmuntende geest van wetenschap, inzicht en wijsheid was in hem', (Daniël 4:8; 5:12). 'Weten zullen de dwalenden van geest inzicht', (Jesaja 29:24). 2. De opwekking van het leven. 'Opgewekt heeft Jehovah de geest van de koningen van Medië', (Jeremia 51:11). 'Opgewekt heeft Jehovah de geest van Zerubabel en de geest van alle overblijfselen van het volk', (). 'Ik geef in de koning van Aschur een geest, opdat hij zal horen het gerucht en wederkeert tot zijn land', (Jesaja 37:7). 'Verzwaard heeft Jehovah de geest van de koning van Sihon', (Deuteronomium 2:30). 'Hetgeen opklimt over uw geest, zal geenszins geschieden', (Ezechiël 20:32). 3. De vrijheid van het leven: 'De vier dieren, die Cherubim waren, gezien door de Profeet, waarheen was de geest om te gaan, daar gingen zij', (Ezechiël 1:12, 20). 4. Het leven in vrees, smart en toorn: 'Opdat versmelte alle hart en verslapt worden alle handen en zal inkrimpen alle geest', (Ezechiël 21:12). 'Mijn geest verzwakt over mij, in het midden van mij is mijn hart verbijsterd', (Psalm 143:4; 142:4). 'Bezweken is mijn geest', (Psalm 143:7). 'Van smart gegrepen werd mijn geest, over hetgeen mij, Daniël, aanging', (Daniël 7:15). 'De geest van Farao was verstoord', (Genesis 41:8). 'Nebuchadnezar zei: Verstoord is mijn geest', (Daniël 2:3). 'Ik ging bedroefd in de ontsteking van mijn geest', (Ezechiël 3:14). 5. Het leven van verschillende boze aandoeningen: 'Mits niet in zijn geest arglist', (Psalm 32:2). 'Jehovah heeft gemengd in het midden van hem een geest van verkeerdheden', (Jesaja 19:14). 'Hij zei tot de dwaze Profeten, die heengaan achter hun geest', (Ezechiël 13:3). 'Dwaas de Profeet, onzinnig de man des geestes', (Hosea 9:7) 'Wacht u voor uw geest, dat gij niet trouweloos handelt', (Maleachi 2:16). 'De geest der hoererijen heeft verleid', (Zacharia 4:12). 'De geest der hoererijen in het midden van hen', (Hosea 5:4). 'Wanneer is doorgegaan over hem de geest van de ijverzucht', (Numeri 5:14). 'Een man zwerfziek van geest en leugen uitflapt', (Micha 2:11). 'Een geslacht van wie de geest niet standvastig is met God', (Psalm 78:8). 'Uitgegoten over hen een geest van slaperigheid', (Jesaja 29:10). 'Ontvangt stro, baart stoppelen, wat uw geest betreft, een vuur zal u verteren', (Jesaja 33:11). 6. Het helse leven: 'De onreine geest zal Ik doen heengaan vanuit het land', (Zacharia 13:2). 'Wanneer de onreine geest is uitgegaan van de mens, doorwandelt hij dorre plaatsen, en daarna voegt hij aan zich toe zeven geesten erger dan hij, ingegaan zijnde, wonen zij daar', (Mattheüs 12:43-44, 45). 'Babylon is geworden een verzamelplaats van onreine geesten', (Apocalyps 18:2). 7. Behalve de helse geesten zelf, door wie de mensen werden geplaagd, (Mattheüs 8:16; 10:1; 12:43-44, 45; Marcus 1:23-27; 9:17-29; Lucas 4:33, 36; 6:17-18; 7:21; 8:2, 29; 9:39, 42, 55; 11:24, 25, 26; 13:11; Apocalyps 13:15; 16:13-14).

  
/ 65  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

बाइबल

 

Exodus 20

पढाई करना

   

1 God spoke all these words, saying,

2 "I am Yahweh your God, who brought you out of the land of Egypt, out of the house of bondage.

3 "You shall have no other gods before me.

4 "You shall not make for yourselves an idol, nor any image of anything that is in the heavens above, or that is in the earth beneath, or that is in the water under the earth:

5 you shall not bow yourself down to them, nor serve them, for I, Yahweh your God, am a jealous God, visiting the iniquity of the fathers on the children, on the third and on the fourth generation of those who hate me,

6 and showing loving kindness to thousands of those who love me and keep my commandments.

7 "You shall not take the name of Yahweh your God in vain, for Yahweh will not hold him guiltless who takes his name in vain.

8 "Remember the Sabbath day, to keep it holy.

9 You shall labor six days, and do all your work,

10 but the seventh day is a Sabbath to Yahweh your God. You shall not do any work in it, you, nor your son, nor your daughter, your male servant, nor your female servant, nor your livestock, nor your stranger who is within your gates;

11 for in six days Yahweh made heaven and earth, the sea, and all that is in them, and rested the seventh day; therefore Yahweh blessed the Sabbath day, and made it holy.

12 "Honor your father and your mother, that your days may be long in the land which Yahweh your God gives you.

13 "You shall not murder.

14 "You shall not commit adultery.

15 "You shall not steal.

16 "You shall not give false testimony against your neighbor.

17 "You shall not covet your neighbor's house. You shall not covet your neighbor's wife, nor his male servant, nor his female servant, nor his ox, nor his donkey, nor anything that is your neighbor's."

18 All the people perceived the thunderings, the lightnings, the sound of the trumpet, and the mountain smoking. When the people saw it, they trembled, and stayed at a distance.

19 They said to Moses, "Speak with us yourself, and we will listen; but don't let God Speak with us, lest we die."

20 Moses said to the people, "Don't be afraid, for God has come to test you, and that his fear may be before you, that you won't sin."

21 The people stayed at a distance, and Moses drew near to the thick darkness where God was.

22 Yahweh said to Moses, "This is what you shall tell the children of Israel: 'You yourselves have seen that I have talked with you from heaven.

23 You shall most certainly not make alongside of me gods of silver, or gods of gold for yourselves.

24 You shall make an altar of earth for me, and shall sacrifice on it your burnt offerings and your peace offerings, your sheep and your cattle. In every place where I record my name I will come to you and I will bless you.

25 If you make me an altar of stone, you shall not build it of cut stones; for if you lift up your tool on it, you have polluted it.

26 Neither shall you go up by steps to my altar, that your nakedness may not be exposed to it.'