Echtelijke Liefde #530

द्वारा इमानुएल स्वीडनबोर्ग

इस मार्ग का अध्ययन करें

  
/ 535  
  

530. V. Dat eenieder de losbandige liefde wordt toegerekend, te weten, niet volgens de daden zodanig als zij in de uiterlijke dingen voor de mensen verschijnen, ja zelfs ook niet zodanig als zij voor een rechter verschijnen, maar zodanig als zij verschijnen in de innerlijke dingen voor de Heer en van Hem voor de engelen, dat wil zeggen, volgens de hoedanigheid van de wil en van het verstand van de mens daarin.

Er bestaan verschillende omstandigheden in de wereld die de misdaden verzachten en verontschuldigen, maar ook die ze verzwaren en ten laste leggen; niettemin vinden de toerekeningen na de dood niet plaats volgens de omstandigheden die de uiterlijke of uitwendige van de daad zijn, maar volgens de innerlijke van het gemoed en deze worden beschouwd volgens de staat van de Kerk bij eenieder.

Zo bijvoorbeeld een mens die goddeloos is van wil en verstand, dus iemand die niet ‘de vreze Gods’ heeft, noch de liefde voor de naaste heeft en vandaar ook geen eerbied voor enige heiligheid van de Kerk; deze wordt na de dood schuldig bevonden aan alle misdaden die hij met het lichaam heeft gedaan; en zijn weldaden komen niet in de herinnering, aangezien zijn hart waaruit die dingen als uit een bron opwelden, was afgekeerd van de hemel en toegekeerd tot de hel en de daden vloeien voort uit de woonplaats van het hart van eenieder.

Opdat men dit zal verstaan zal ik een verborgenheid meedelen: de hemel is in ontelbare gezelschappen onderscheiden, evenzo uit het tegenovergestelde; de hel en het gemoed van ieder mens woont volgens zijn wil en zijn verstand daaruit daadwerkelijk in een van die gezelschappen en met hen die daar zijn heeft het eendere bedoelingen en gedachten.

Indien het gemoed in enig gezelschap van de hemel is, bedoelt en denkt het eender met degenen daar; maar zolang de mens in de wereld leeft verhuist hij van het ene gezelschap naar het andere volgens de veranderingen van de aandoeningen van de wil en vandaar van de gedachten van zijn gemoed; maar na de dood worden zijn rondreizen samengebracht en uit de verzameling daarvan tot één enkele, wordt hem een plaats aangewezen, indien hij boos is in de hel, indien hij goed is in de hemel.

Omdat nu allen in de hel de wil van het boze hebben, worden allen daar naar de wil beschouwd en omdat allen in de hemel de wil van het goede hebben, worden allen daar naar die wil beschouwd en daarom vinden de toerekeningen na de dood plaats volgens de hoedanigheid van ieders wil en verstand.

Hetzelfde is het geval met bandeloosheid, hetzij het plegen van ontucht, hetzij overspel of concubinaat, hetzij echtbreuk, aangezien die dingen eenieder worden toegerekend, niet volgens de daden, maar volgens de staat van het gemoed in de daden; de daden immers volgen het lichaam in het graf, maar het gemoed herrijst.

  
/ 535  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl