From Swedenborg's Works

 

Aardbollen in het Heelal #1

Study this Passage

/ 178  
  

1. Hoofdstuk 1. Over de aardbollen in ons zonnestelsel.

Aangezien door de goddelijke barmhartigheid van de Heer de innerlijke zintuigen, die tot mijn geest behoren, in mij geopend zijn, werd het mij daardoor gegeven om met engelen en geesten te spreken; niet alleen met hen die dicht bij onze aarde zijn, maar ook met geesten en engelen die in de nabijheid van andere werelden zijn, omdat ik een ernstig verlangen koesterde om te weten of er andere werelden waren en hoe die dan waren en hoe hun bewoners waren. Met sommigen onderhield ik mij een dag, met anderen een week en met weer anderen maanden lang. Ik werd door hen onderricht over de wereld die ze bewoond hadden en waar ze nabij waren, over het leven daar, de gewoonten, de religie en over verscheidene andere dingen daar die het vermelden waard zijn. Omdat het mij vergund werd om op deze wijze die zaken te leren kennen, kan ik ze beschrijven aan de hand van wat ik gezien en gehoord heb. Men moet weten dat alle geesten en engelen uit het menselijk geslacht zijn, [1880] en dat ze in de nabijheid van hun wereld zijn, [9968] en weten wat daar gebeurt. Als bij een mens de innerlijke zintuigen voldoende zijn geopend en hij met hen kan spreken en zich met hen kan onderhouden, kunnen ze hem onderrichten. De mens is immers in wezen een geest, [322, 1880, 1881, 3633, 4622, 6054, 6605, 6626, 7021, 10594] en één met de geesten wat zijn innerlijk betreft, [2379, 3645, 4067, 4073, 4077]. Hierdoor kan iemand waarvan de innerlijke zintuigen door de Heer zijn geopend, met hen spreken zoals de ene mens met de andere, [67, 68, 69, 784, 1634, 1636, 7802, 9438, 10751] en dit is mij nu gedurende de laatste twaalf jaar dagelijks vergund geweest.

/ 178  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

From Swedenborg's Works

 

Arcana Coelestia #68

Study this Passage

  
/ 10837  
  

68. Non me latet quod plures dicturi, quod nusquam aliquis loqui possit cum spiritibus et angelis quamdiu in corpore vivit; et plures, quod phantasia sit; alii, quod talia tradidero ut fidem captem; alii aliter; sed haec nihil moror, nam vidi, audivi, sensi.

  
/ 10837  
  

This is the Third Latin Edition, published by the Swedenborg Society, in London, between 1949 and 1973.

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4077

Study this Passage

  
/ 10837  
  

4077. En uw vader heeft mij bedrogen en hij heeft mijn loon op tien wijzen veranderd; dat dit de staat van het goede jegens Hem betekent, toen Hij vanuit Zichzelf die dingen die van dat goede zijn, aanplooide en een heel grote verandering, staat vast uit de betekenis van de vader, hier Laban, namelijk het bemiddelende goede, waarover eerder; vanuit de betekenis van het loon, namelijk vanuit Hemzelf, waarover de nrs. 3996, 3999;

en uit de betekenis van op tien wijzen, namelijk zeer veel verandering; tien is zeer veel, nr. 1988;

en de wijzen zijn veranderingen; het sluit in dat de staat zelf van dat goede veranderd werd toen de Heer vanuit Zichzelf die dingen aanplooide die van dat goede zijn. Indien men nu voor dat goede dat door Laban wordt aangeduid, zo’n gezelschap van geesten en engelen die in een zodanig goede zijn, in de plaats denkt, is het duidelijk hoe het met deze zaak gesteld is; de gezelschappen trekken zich niet gemakkelijk terug van degene bij wie zij zijn geweest; maar wanneer degene bij wie zij zijn, zich terugtrekt, dan zijn zij verontwaardigd en gedragen zij zich eender als hier Laban tegen Jakob, ja zelfs zeggen zij, indien zij gewaarworden dat hem enig goede door hen ten deel is gevallen, dat het hem vanuit hen ten deel is gevallen, want in de verontwaardiging spreken zij vanuit het boze. Het is evenzo gesteld bij ieder mens die wordt wederverwekt, namelijk dat uit de Heer gezelschappen aan hem worden toegevoegd die van dienst zijn om de echte goede en ware dingen binnen te leiden, niet vanuit, maar door die gezelschappen; en wanneer hij die wordt wederverwekt, naar andere gezelschappen wordt overgebracht, zijn de gezelschappen die daar tevoren waren, verontwaardigd; maar deze dingen verschijnen niet aan de mens, omdat hij niet gelooft dat hij in het gezelschap is van geesten en engelen; maar zij verschijnen duidelijk aan de engelen en ook aan hen aan wie het vanuit de Goddelijke Barmhartigheid wordt gegeven met hen te spreken en onder hen te zijn als een van hen; daarvandaan werd het mij te weten gegeven dat het hiermee zo is gesteld. De geesten klagen daarover zeer dat de mens dit niet weet, zelfs niet eens dat zij bij de mens zijn; en nog meer dat velen niet alleen hun tegenwoordigheid ontkennen, maar ook dat er een hel en een hemel is; maar dit schrijven zij aan de stompzinnigheid van de mens toe; terwijl toch de mens niet het minste van zijn denken noch het minste van zijn wil heeft dan door de invloeiing door hen uit de Heer en zij het zijn door wie de Heer, als middel het menselijk geslacht regeert en eenieder in het bijzonder.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl