From Swedenborg's Works

 

Aardbollen in het Heelal #1

Study this Passage

/ 178  
  

1. Hoofdstuk 1. Over de aardbollen in ons zonnestelsel.

Aangezien door de goddelijke barmhartigheid van de Heer de innerlijke zintuigen, die tot mijn geest behoren, in mij geopend zijn, werd het mij daardoor gegeven om met engelen en geesten te spreken; niet alleen met hen die dicht bij onze aarde zijn, maar ook met geesten en engelen die in de nabijheid van andere werelden zijn, omdat ik een ernstig verlangen koesterde om te weten of er andere werelden waren en hoe die dan waren en hoe hun bewoners waren. Met sommigen onderhield ik mij een dag, met anderen een week en met weer anderen maanden lang. Ik werd door hen onderricht over de wereld die ze bewoond hadden en waar ze nabij waren, over het leven daar, de gewoonten, de religie en over verscheidene andere dingen daar die het vermelden waard zijn. Omdat het mij vergund werd om op deze wijze die zaken te leren kennen, kan ik ze beschrijven aan de hand van wat ik gezien en gehoord heb. Men moet weten dat alle geesten en engelen uit het menselijk geslacht zijn, [1880] en dat ze in de nabijheid van hun wereld zijn, [9968] en weten wat daar gebeurt. Als bij een mens de innerlijke zintuigen voldoende zijn geopend en hij met hen kan spreken en zich met hen kan onderhouden, kunnen ze hem onderrichten. De mens is immers in wezen een geest, [322, 1880, 1881, 3633, 4622, 6054, 6605, 6626, 7021, 10594] en één met de geesten wat zijn innerlijk betreft, [2379, 3645, 4067, 4073, 4077]. Hierdoor kan iemand waarvan de innerlijke zintuigen door de Heer zijn geopend, met hen spreken zoals de ene mens met de andere, [67, 68, 69, 784, 1634, 1636, 7802, 9438, 10751] en dit is mij nu gedurende de laatste twaalf jaar dagelijks vergund geweest.

/ 178  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

From Swedenborg's Works

 

Arcana Coelestia #322

Study this Passage

  
/ 10837  
  

322. Caveant sibi ab opinione falsa quod spiritus sint absque sensitivo exquisitiore multo quam in vita corporis; contrarium scio a mille et mille experientiis; sique non credere velint ex causa suarum suppositionum de spiritu, habeant sibi, cum in alteram vitam veniunt, ubi ipsa experientia faciet eos credere: non solum habent visum, nam vivunt in luce, et spiritus boni, angelici et angeli in tanta luce ut lux meridiei in mundo ei vix comparari possit: de luce in qua vivunt et vident, ex Divina Domini Misericordia, in sequentibus: habent auditum, tam exquisitum ut auditus eorum in corpore non aequiparari possit; mecum locuti sunt nunc per aliquot annos fere continue; sed de loquela eorum etiam, ex Divina Domini misericordia, in sequentibus: habent olfactum, de quo etiam, ex Divina Domini Misericordia, in sequentibus: habent tactum exquisitissimum, inde dolores et cruciatus in inferno; nam ad tactum se referunt omnes sensationes, quae sunt modo diversitates et varietates tactus: habent cupiditates et affectiones, quibus nec comparari possunt eae quas habuerunt in vita corporis, de quibus plura, ex Divini Domini Misericordia, in sequentibus: cogitant multo perspicacius et distinctius quam cogitarunt in vita corporis; in una idea cogitationis plura involvunt quam in mille cum cogitarunt in vita corporis: loquuntur inter se ita acute, subtiliter, sagaciter et distincte, ut si perciperet homo modo aliquid de eo, obstupesceret: in summa, nihil prorsus amiserunt quin sint sicut homines sed perfectiones, praeter ossa et carnem et inde imperfectiones. Agnoscunt et percipiunt quod dum in corpore vixerunt, fuerit spiritus qui sensit, quod tametsi apparuit in corpore, usque non fuit corporis; quare rejecto corpore vivunt sensationes multo exquisitiores et perfectiones; vita consistit in sensu, nam absque sensu nulla vita, et qualis sensus talis vita quod cuivis potest notum esse.

  
/ 10837  
  

This is the Third Latin Edition, published by the Swedenborg Society, in London, between 1949 and 1973.

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #6626

Study this Passage

  
/ 10837  
  

6626. Ik zal wonderbaarlijke dingen meedelen: de Heer, Die alleen de Mens is, krachtens Wie de engelen, de geesten en de inwoners van de aardbol mensen worden genoemd, Hijzelf maakt door Zijn invloeiing in de hemel dat de algehele hemel één Mens uitbeeldt en weergeeft; en door de invloeiing door de hemel en uit Zich rechtstreeks in de afzonderlijken daar maakt Hij dat eenieder als mens verschijnt; de engelen in een vorm te mooi en te blinkend dan dat die kan worden beschreven; eender door de invloeiing in de geest van de mens; ja zelfs geven bij de engel, de geest en de mens die in de naastenliefde jegens de naaste en in de liefde tot de Heer leeft, de allerkleinste dingen van het denken een mens weer, met als oorzaak dat die naastenliefde en die liefde tot de Heer en al wat uit de Heer is, een mens weergeeft; die dingen zijn het ook die de mens maken. Omgekeerd is het echter in de hel, omdat zij die daar zijn, in de dingen zijn die indruisen tegen de naastenliefde en de hemelse liefde; zij verschijnen weliswaar in hun schijnsel zoals mensen, maar in het licht van de hemel zoals huiveringwekkende monsters en in sommigen van hen wordt nauwelijks iets van een menselijke vorm herkend; de oorzaak hiervan is de volgende; dat de invloeiing van de Heer door de hemel niet wordt opgenomen, maar verworpen of uitgeblust of verdraaid, waarom zij zodanig verschijnen. Eender zijn in de kleinste dingen van hun denken of in hun ideeën, zulke vormen, want hoedanig iemand in het geheel is, zodanig is hij in elk deel, zij zijn immers gelijkvormig en van gelijk geslacht. Die vorm waarin zij verschijnen, is ook de vorm van de hel waarin zij zijn; elke hel immers heeft haar vorm, die in het licht van de hemel is als een monster; en diegenen van hen die daaruit verschijnen, worden aan die vorm gekend vanuit welke hel zij zijn. Zij verschenen aan mij in de poorten die openstonden in de wereld der geesten en zij werden zoals monsters gezien, met veel verscheidenheid. Dat de poorten van de hel tot de wereld der geesten openstaan, zie nr. 5852.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl