圣经文本

 

Genesis第3章

学习

   

1 De slang nu was listiger dan al het gedierte des velds, hetwelk de HEERE God gemaakt had; en zij zeide tot de vrouw: Is het ook, dat God gezegd heeft: Gijlieden zult niet eten van allen boom dezes hofs?

2 En de vrouw zeide tot de slang: Van de vrucht der bomen dezes hofs zullen wij eten;

3 Maar van de vrucht des booms, die in het midden des hofs is, heeft God gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, opdat gij niet sterft.

4 Toen zeide de slang tot de vrouw: Gijlieden zult den dood niet sterven;

5 Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad.

6 En de vrouw zag, dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at.

7 Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar, dat zij naakt waren; en zij hechtten vijgeboombladeren samen, en maakten zich schorten.

8 En zij hoorden de stem van den HEERE God, wandelende in den hof, aan de wind des daags. Toen verborg zich Adam en zijn vrouw voor het aangezicht van den HEERE God, in het midden van het geboomte des hofs.

9 En de HEERE God riep Adam, en zeide tot hem: Waar zijt gij?

10 En hij zeide: Ik hoorde Uw stem in den hof, en ik vreesde; want ik ben naakt; daarom verborg ik mij.

11 En Hij zeide: Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij naakt zijt? Hebt gij van dien boom gegeten, van welken Ik u gebood, dat gij daarvan niet eten zoudt?

12 Toen zeide Adam: De vrouw, die Gij bij mij gegeven hebt, die heeft mij van dien boom gegeven, en ik heb gegeten.

13 En de HEERE God zeide tot de vrouw: Wat is dit, dat gij gedaan hebt? En de vrouw zeide: De slang heeft mij bedrogen, en ik heb gegeten.

14 Toen zeide de HEERE God tot die slang: Dewijl gij dit gedaan hebt, zo zijt gij vervloekt boven al het vee, en boven al het gedierte des velds! Op uw buik zult gij gaan, en stof zult gij eten, al de dagen uws levens.

15 En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u de kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen.

16 Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij kinderen baren; en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben.

17 En tot Adam zeide Hij: Dewijl gij geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw, en van dien boom gegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: Gij zult daarvan niet eten; zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt; en met smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens.

18 Ook zal het u doornen en distelen voortbrengen, en gij zult het kruid des velds eten.

19 In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren.

20 Voorts noemde Adam den naam zijner vrouw Heva, omdat zij een moeder aller levenden is.

21 En de HEERE God maakte voor Adam en zijn vrouw rokken van vellen, en toog ze hun aan.

22 Toen zeide de HEERE God: Ziet, de mens is geworden als Onzer een, kennende het goed en het kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van den boom des levens, en ete, en leve in eeuwigheid.

23 Zo verzond hem de HEERE God uit den hof van Eden, om den aardbodem te bouwen, waaruit hij genomen was.

24 En Hij dreef de mens uit; en stelde cherubim tegen het oosten des hofs van Eden, en een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren den weg van den boom des levens.

   

来自斯威登堡的著作

 

Arcana Coelestia#308

学习本章节

  
/10837  
  

308. What 'the east' means and what 'the garden of Eden' means has been shown already and therefore there is no need to pause over them here. But the fact that 'cherubim' means the Lord's providing against a person's insanely entering into mysteries of faith from the proprium, sensory evidence, and factual knowledge as the starting point, and against his profaning those mysteries, and in so doing perishing, becomes clear from several places in the Word where mention is made of cherubim. Because the Jews were the kind of people who, if they had had any clear knowledge about the Lord's Coming, about the fact that the representatives, or types, in that Church meant the Lord, about life after death, about the inner man, and if they had had any clear knowledge of the internal sense of the Word, they would have committed profanation and would have perished for ever; the Lord's protection against this therefore was represented by the cherubim on the Mercy Seat over the Ark, and by those on the curtains of the Tabernacle, and on its veil, and similarly in the Temple. And the provision of the cherubim meant the Lord's care and protection of them, Exodus 25:18-21; 26:1, 31;1 Kings 6:23-29, 32, 35. For the Ark, which contained the covenant, had the same meaning as the tree of life 1 does here, that is, the Lord and heavenly things which are altogether His. Consequently the Lord is also many times called 'the God of Israel seated upon the cherubim'; and it was from between the cherubim that He spoke to Aaron and Moses, Exodus 25:22; Numbers 7:89.

[2] A plain description of this exists in Ezekiel where the following is stated,

The glory of the God of Israel was raised up from above the cherub over which it had been, towards the threshold of the house. He called out to the man clothed in linen. And He said to him, Pass through the middle of the city, through the middle of Jerusalem, and put a mark upon the foreheads of the men who groan and sigh over all the abominations committed in the middle of it. And to the others He said, Pass through the city after him and smite; let not your eye spare, and show no clemency; slay outright old men, young men, virgins, little children, and women. Defile the house, and fill the courts with the slain. 2 Ezekiel 9:3-7.

And later on,

He said to the man clothed in linen, Go into the wheel underneath the cherub, and fill the palms of your hands with coals of fire from between the cherubim and spread them over the city. A cherub stretched out his hand from between the cherubim to the fire that was between the cherubim, and he took [some of it] and put it into the palms of the man clothed in linen; and he took it and went out. Ezekiel 10:1-7.

From these verses it is clear that the Lord's providence which guards against people's penetrating mysteries of faith is meant by 'the cherubim', and that people were therefore abandoned to their insane desires, which in this quotation are also meant by 'the fire which was spread over the city', and by 'nobody's being spared'.

脚注:

1. literally, of lives

2. literally, the pierced

  
/10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.