圣经文本

 

Genesis第11章

学习

   

1 En de ganse aarde was van enerlei spraak en enerlei woorden.

2 Maar het geschiedde, als zij tegen het oosten togen, dat zij een laagte vonden in het land Sinear; en zij woonden aldaar.

3 En zij zeiden een ieder tot zijn naaste: Kom aan, laat ons tichelen strijken, en wel doorbranden! En de tichel was hun voor steen, en het lijm was hun voor leem.

4 En zij zeiden: Kom aan, laat ons voor ons een stad bouwen, en een toren, welks opperste in den hemel zij, en laat ons een naam voor ons maken, opdat wij niet misschien over de ganse aarde verstrooid worden!

5 Toen kwam de HEERE neder, om te bezien de stad en den toren, die de kinderen der mensen bouwden.

6 En de HEERE zeide: Ziet, zij zijn enerlei volk, en hebben allen enerlei spraak; en dit is het, dat zij beginnen te maken; maar nu, zoude hun niet afgesneden worden al wat zij bedacht hebben te maken?

7 Kom aan, laat Ons nedervaren, en laat Ons hun spraak aldaar verwarren, opdat iegelijk de spraak zijns naasten niet hore.

8 Alzo verstrooide hen de HEERE van daar over de ganse aarde; en zij hielden op de stad te bouwen.

9 Daarom noemde men haar naam Babel; want aldaar verwarde de HEERE de spraak der ganse aarde, en van daar verstrooide hen de HEERE over de ganse aarde.

10 Deze zijn de geboorten van Sem: Sem was honderd jaren oud, en gewon Arfachsad, twee jaren na den vloed.

11 En Sem leefde, nadat hij Arfachsad gewonnen had, vijfhonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

12 En Arfachsad leefde vijf en dertig jaren, en hij gewon Selah.

13 En Arfachsad leefde, nadat hij Selah gewonnen had, vierhonderd en drie jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

14 En Selah leefde dertig jaren, en hij gewon Heber.

15 En Selah leefde, nadat hij Heber gewonnen had, vierhonderd en drie jaren, en hij gewon zonen en dochteren.

16 En Heber leefde vier en dertig jaren, en gewon Peleg.

17 En Heber leefde, nadat hij Peleg gewonnen had, vierhonderd en dertig jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

18 En Peleg leefde dertig jaren, en hij gewon Rehu.

19 En Peleg leefde, nadat hij Rehu gewonnen had, tweehonderd en negen jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

20 En Rehu leefde twee en dertig jaren, en hij gewon Serug.

21 En Rehu leefde, nadat hij Serug gewonnen had, tweehonderd en zeven jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

22 En Serug leefde dertig jaren, en gewon Nahor.

23 En Serug leefde, nadat hij Nahor gewonnen had, tweehonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

24 En Nahor leefde negen en twintig jaren, en gewon Terah.

25 En Nahor leefde, nadat hij Terah gewonnen had, honderd en negentien jaren; en hij gewon zonen en dochteren.

26 En Terah leefde zeventig jaren, en gewon Abram, Nahor en Haran.

27 En deze zijn de geboorten van Terah: Terah gewon Abram, Nahor en Haran; en Haran gewon Lot.

28 En Haran stierf voor het aangezicht zijns vaders Terah, in het land zijner geboorte, in Ur der Chaldeen.

29 En Abram en Nahor namen zich vrouwen; de naam van Abrams huisvrouw was Sarai, en de naam van Nahors huisvrouw was Milka, een dochter van Haran, vader van Milka, en vader van Jiska.

30 En Sarai was onvruchtbaar; zij had geen kind.

31 En Terah nam Abram, zijn zoon, en Lot, Harans zoon, zijns zoons zoon, en Sarai, zijn schoondochter, de huisvrouw van zijn zoon Abram, en zij togen met hen uit Ur der Chaldeen, om te gaan naar het land Kanaan; en zij kwamen tot Haran, en woonden aldaar.

32 En de dagen van Terah waren tweehonderd en vijf jaren, en Terah stierf te Haran.

   

来自斯威登堡的著作

 

Arcana Coelestia#1285

学习本章节

  
/10837  
  

1285. That 'the whole earth was one lip' means that people everywhere held to the same doctrine in its general aspects is clear from the meaning in the Word of 'a lip', dealt with in the next paragraph. This verse, in these few words, describes the state of the Ancient Church as it had been, that is to say, it held to the same general doctrine. The next verse however describes how it began to be falsified and adulterated, and after that down to verse 9 how it became so utterly perverted that no internal worship existed any longer. Immediately after that the subject is the second Ancient Church begun by Eber, and at last the third Church which was the start of the Jewish Church. For after the Flood there were three consecutive Churches.

[2] In regard to what has been said of the first Ancient Church - that though so wide-spread throughout the world, its lip was nevertheless one and its words one, that is, it shared one doctrine in its general aspects and in its particular details; but for all that, the forms of worship, internal as well as external, were everywhere divergent, as shown in the previous chapter where each nation that is mentioned meant a divergent form of doctrine and of ritual - the situation is as follows: Heaven consists of countless communities. They all vary, and yet all are one, for all are led as one by the Lord; see what has appeared already in 457, 551, 684, 685, 690. A parallel exists in man, in that although internally his body has so many parts, which, like his other organs and limbs, have so many inner parts, each functioning differently from any other, yet all of them, every single one, are nevertheless controlled as one by one soul. A parallel also exists with the human body, which has different ways of exerting its strength and of moving. Nevertheless all are controlled by one motion of the heart and one of the lungs, and together make one. The reason they are able to function as one in this way is that in heaven there is one single influx which is received by everyone according to his own disposition. This influx is an influx of affections from the Lord, from His mercy and life. And although there is one influx only, everything nevertheless conforms and follows as one. And this comes about through the mutual love shared by those in heaven.

[3] Such was the situation with the first Ancient Church that although there were so many forms of internal and external worship, at the general level as many as there were nations, at the specific level as many as there were families making up nations, and at the particular level as many as there were people in the Church, they all nevertheless had 'one lip' and 'their words were one'; that is, they all shared one doctrine in general and in particular. Doctrine is one when all possess mutual love, or charity. Mutual love or charity causes things, though varied, to be one, for it makes one out of varied things. If all, no matter how many - even ten thousand times ten thousand - are governed by charity or mutual love, they have but one end in view, namely the common good, the Lord's kingdom, and the Lord Himself. Variations in matters of doctrine and in forms of worship are like the variations that exist with the physical senses and with the inner parts of man's body, which, as stated, all contribute to the perfection of the whole. Indeed the Lord flows in and works by way of charity though in different ways according to the disposition of each individual. And in so doing He arranges every single person into a proper order, on earth as in heaven. In this way the Lord's will is done, as He Himself teaches, 'on earth as it is in heaven'.

  
/10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.