圣经文本

 

Exodus第7章

学习

   

1 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Zie, Ik heb u tot een god gezet over Farao; en Aaron, uw broeder, zal uw profeet zijn.

2 Gij zult spreken alles, wat Ik u gebieden zal; en Aaron, uw broeder, zal tot Farao spreken, dat hij de kinderen Israels uit zijn land trekken laat.

3 Doch Ik zal Farao's hart verharden; en Ik zal Mijn tekenen en Mijn wonderheden in Egypteland vermenigvuldigen.

4 Farao nu zal naar ulieden niet horen, en Ik zal Mijn hand aan Egypte leggen, en voeren Mijn heiren, Mijn volk, de kinderen Israels, uit Egypteland, door grote gerichten.

5 Dan zullen de Egyptenaars weten, dat Ik de HEERE ben, wanneer Ik Mijn hand over Egypte uitstrekke, en de kinderen Israels uit het midden van hen uitleide.

6 Toen deed Mozes en Aaron, als hun de HEERE geboden had, alzo deden zij.

7 En Mozes was tachtig jaar oud, en Aaron was drie en tachtig jaar oud, toen zij tot Farao spraken.

8 En de HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende:

9 Wanneer Farao tot ulieden spreken zal, zeggende: Doet een wonderteken voor ulieden; zo zult gij tot Aaron zeggen: Neem uw staf, en werp hem voor Farao's aangezicht neder; hij zal tot een draak worden.

10 Toen ging Mozes en Aaron tot Farao henen in, en deden alzo, gelijk de HEERE geboden had; en Aaron wierp zijn staf neder voor Farao's aangezicht, en voor het aangezicht zijner knechten; en hij werd tot een draak.

11 Farao nu riep ook de wijzen en de guichelaars; en de Egyptische tovenaars deden ook alzo met hun bezweringen.

12 Want een ieder wierp zijn staf neder, en zij werden tot draken; maar Aarons staf verslond hun staven.

13 Doch Farao's hart verstokte, zodat hij naar hen niet hoorde, gelijk de HEERE gesproken had.

14 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Farao's hart is zwaar; hij weigert het volk te laten trekken.

15 Ga heen tot Farao in den morgenstond; zie, hij zal uitgaan naar het water toe, zo stel u tegen hem over aan den oever der rivier, en den staf, die in een slang is veranderd geweest, zult gij in uw hand nemen.

16 En gij zult tot hem zeggen: de HEERE, de God der Hebreen, heeft mij tot u gezonden, zeggende: Laat Mijn volk trekken, dat het Mij diene in de woestijn; doch zie, gij hebt tot nu toe niet gehoord.

17 Zo zegt de HEERE: Daaraan zult gij weten, dat Ik de HEERE ben; zie, ik zal met dezen staf, die in mijn hand is, op het water, dat in deze rivier is, slaan, en het zal in bloed veranderd worden.

18 En de vis in de rivier zal sterven, zodat de rivier zal stinken; en de Egyptenaars zullen vermoeid worden, dat zij het water uit de rivier drinken mogen.

19 Verder zeide de HEERE tot Mozes: zeg tot Aaron: Neem uw staf, en steek uw hand uit over de wateren der Egyptenaren, over hun stromen, over hun rivieren, en over hun poelen, en over alle vergadering hunner wateren, dat zij bloed worden; en er zij bloed in het ganse Egypteland, beide in houten en in stenen vaten.

20 Mozes nu en Aaron deden alzo, gelijk de HEERE geboden had; en hij hief den staf op, en sloeg het water, dat in de rivier was, voor de ogen van Farao, en voor de ogen van zijn knechten; en al het water in de rivier werd in bloed veranderd.

21 En de vis, die in de rivier was, stierf; en de rivier stonk, zodat de Egyptenaars het water uit de rivier niet drinken konden; en er was bloed in het ganse Egypteland.

22 Doch de Egyptische tovenaars deden ook alzo met hun bezweringen; zodat Farao's hart verstokte, en hij hoorde naar hen niet, gelijk als de HEERE gesproken had.

23 En Farao keerde zich om, en ging naar zijn huis; en hij zette zijn hart daar ook niet op.

24 Doch alle Egyptenaars groeven rondom de rivier, om water te drinken; want zij konden van het water der rivier niet drinken.

25 Alzo werden zeven dagen vervuld, nadat de HEERE de rivier geslagen had.

   

来自斯威登堡的著作

 

Arcana Coelestia#5223

学习本章节

  
/10837  
  

5223. 'And he sent and called all the magi of Egypt, and its wise men means in consulting factual knowledge, interior as well as exterior. This is clear from the meaning of 'the magi' in the good sense as interior factual knowledge, dealt with below, and from the meaning of 'wise men' as exterior factual knowledge, also dealt with below. The reason 'the magi and wise men of Egypt' means factual knowledge is that Egypt had been one of the kingdoms where the representative Ancient Church existed, 1278, 2385. But in Egypt the facts known to that Church were the particular objects of care and attention, being knowledge about correspondences, representatives, and meaningful signs. For that knowledge was used to explain what had been written in the books of the Church, and to explain the things that were done in their sacred worship, 4749, 4964, 4966. This was how it came about that 'Egypt' meant factual knowledge in general, 1164, 1165, 1186, 1462, as did 'Pharaoh' its king too. The leading people among them who were well-versed in and imparted that knowledge were called magi and wise men. The magi were those well-versed in mystical knowledge, the wise men those well-versed in non-mystical, so that the facts known to the magi were interior ones, while those known to the wise men were exterior. This explains why such factual knowledge is meant in the Word by those two kinds of men. But after they began to misuse the Church's interior factual knowledge and to turn it into magic, Egypt', and likewise 'the magi of Egypt and its wise men', began to mean factual knowledge that led to perversions.

[2] The magi in those times had a knowledge of the kinds of things that belong to the spiritual world, and in their teaching about these they employed the correspondences and the representatives known to the Church. For this reason many of those magi also communicated with spirits and learned the arts of illusion which they used to perform miracles that involved magic. But those who were called the wise men had no interest in anything like this. Instead they provided the answers to hard questions and taught about the causes lying behind natural things. It was primarily in arts such as these that the wisdom of those times consisted, and the ability to practise them was called wisdom. This becomes clear from what is recorded about Solomon in the first Book of Kings,

Solomon's wisdom surpassed the wisdom of all the sons of the east, and all the wisdom of the Egyptians, so much so that he was wiser than all people - than Ethan the Ezrahite, and Heman, and Chalcol, and Darda, the sons of Mahol. He spoke three thousand proverbs, and his songs were one thousand and five. In addition he spoke about trees, from the cedars which are in Lebanon even to the hyssop which comes out of the wall. He also spoke about beasts, and about birds, and about creeping things, and about fish. Therefore they came from all peoples to hear the wisdom of Solomon, from all kings of the earth who had heard about his wisdom. 1 Kings 4:30-34.

Also there is what is recorded about the queen of Sheba in the same book,

She came to test him with hard questions; and Solomon gave her an explanation for every matter she mentioned. 1 There was not a matter 2 hidden from the king for which he could not give her an explanation. 1 Kings 10:1 and following verses.

[3] From this one may see what was described in those times as wisdom and who exactly those people were who were called wise men, not only in Egypt but also elsewhere - in Syria, Arabia, and Babel. But in the internal sense 'the wisdom of Egypt' means nothing else than knowledge about natural things, while 'that of the magi' means knowledge about spiritual realities, so that exterior factual knowledge is meant by 'the wise men', and interior factual knowledge by 'the magi', 'Egypt' meaning knowledge in general, 1164, 1165, 1186, 1462, 4749, 4964, 4966.

Egypt and its wise men had no other meaning in Isaiah,

The princes of Zoan are foolish, the counsel of the wise counsellors of Pharaoh has become brutish. How does one say to Pharaoh, I am a son of the wise, a son of the kings of old? Where are your wise men now? Isaiah 19:11-12.

[4] The fact that the term 'magi' was applied to those who had a knowledge of spiritual realities, and who also for that reason received revelations, is clear from the magi who came from the east to Jerusalem, asking where the King of the Jews was to be born and saying that they had seen His star in the east and had come to worship Him, Matthew 2:1-2. The same is also clear from Daniel, who is called the chief of the magi in Daniel 4:9. And in another place,

The queen said to King Belshazzar, There is a man in your kingdom in whom is the spirit of the holy gods. And in the days of your father, light and intelligence and wisdom, like the wisdom of the gods, were found in him. Therefore King Nebuchadnezzar your father set him up as chief of the magi, diviners, Chaldeans, and determiners. Daniel 5:11.

And in yet another place,

Among them all none was found like Daniel, Hananiah, Mishael, and Azariah; for when they were to stand before the king, every matter of wisdom [and] understanding which the king asked of them exceeded ten times [that of] all the magi, the diviners who were in his kingdom. Daniel 1:19-20.

[5] It is well known that in the contrary sense 'magi' 3 is used to mean those who pervert spiritual realities and thereby practise magic, like those mentioned in Exodus 7:9-12; 8:7, 19; 9:11. For magic is nothing else than a perversion, being the perverted use of those kinds of things that constitute true order in the spiritual world, a perverted use that gives rise to magic. But at the present day such magic is called natural, for the reason that no recognition exists any longer of anything above or beyond the natural order. People refuse to accept the existence of anything spiritual unless one means by this an interior dimension of what is natural.

脚注:

1. literally, all her words

2. literally, word

3. The same Latin noun magus describes a wise man or philosopher in a good sense, but a magician in a bad sense.

  
/10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.