圣经文本

 

Exodus第19章

学习

   

1 In de derde maand, na het uittrekken der kinderen Israels uit Egypteland, ten zelfden dage kwamen zij in de woestijn Sinai.

2 Want zij togen uit Rafidim, en kwamen in de woestijn Sinai, en zij legerden zich in de woestijn; Israel nu legerde zich aldaar tegenover dien berg.

3 En Mozes klom op tot God. En de HEERE riep tot hem van den berg, zeggende: Aldus zult gij tot het huis van Jakob spreken, en den kinderen Israels verkondigen:

4 Gijlieden hebt gezien, wat Ik den Egyptenaren gedaan heb; hoe Ik u op vleugelen der arenden gedragen en u tot Mij gebracht hebt.

5 Nu dan, indien gij naarstiglijk Mijner stem zult gehoorzamen, en Mijn verbond houden, zo zult gij Mijn eigendom zijn uit alle volken, want de ganse aarde is Mijn;

6 En gij zult Mij een priesterlijk koninkrijk, en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden, die gij tot de kinderen Israels spreken zult.

7 En Mozes kwam en riep de oudsten des volks, en stelde voor hun aangezichten al deze woorden, die de HEERE hem geboden had.

8 Toen antwoordde al het volk gelijkelijk, en zeide: Al wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen! En Mozes bracht de woorden des volks weder tot den HEERE.

9 En de HEERE zeide tot Mozes: Zie, Ik zal tot u komen in een dikke wolk, opdat het volk hore, als Ik met u spreek, en dat zij ook eeuwiglijk aan u geloven. Want Mozes had de HEERE de woorden des volks verkondigd.

10 Ook zeide de HEERE tot Mozes: Ga tot het volk, en heilig hen heden en morgen, en dat zij hun klederen wassen,

11 En bereid zijn tegen den derden dag; want op den derden dag zal de HEERE voor de ogen van al het volk afkomen, op den berg Sinai.

12 En bepaal het volk rondom, zeggende: Wacht u op den berg te klimmen, en deszelfs einde aan te roeren; al wie den berg aanroert, zal zekerlijk gedood worden.

13 Geen hand zal hem aanroeren, maar hij zal zekerlijk gestenigd, of zekerlijk doorschoten worden; hetzij een beest, hetzij een man, hij zal niet leven. Als de ramshoorn langzaam gaat, zullen zij op den berg klimmen.

14 Toen ging Mozes van den berg af tot het volk, en hij heiligde het volk; en zij wiesen hun klederen.

15 En hij zeide tot het volk: Weest gereed tegen den derden dag, en nadert niet tot de vrouw.

16 En het geschiedde op den derden dag, toen het morgen was, dat er op den berg donderen en bliksemen waren, en een zware wolk, en het geluid ener zeer sterke bazuin, zodat al het volk verschrikte, dat in het leger was.

17 En Mozes leidde het volk uit het leger, Gode tegemoet; en zij stonden aan het onderste des bergs.

18 En de ganse berg Sinai rookte, omdat de HEERE op denzelven nederkwam in vuur; en zijn rook ging op, als de rook van een oven; en de ganse berg beefde zeer.

19 Toen het geluid der bazuin gaande was, en zeer sterk werd, sprak Mozes; en God antwoordde hem met een stem.

20 Als de HEERE nedergekomen was op den berg Sinai, op de spits des bergs, zo riep de HEERE Mozes op de spits des bergs; en Mozes klom op.

21 En de HEERE zeide tot Mozes: Ga af, betuig dit volk, dat zij niet doorbreken tot den HEERE, om te zien, en velen van hen vallen.

22 Daartoe zullen ook de priesters, die tot den HEERE naderen, zich heiligen, dat de HEERE niet tegen hen uitbreke.

23 Toen zeide Mozes tot den HEERE: Het volk zal op den berg Sinai niet kunnen klimmen, want Gij hebt ons betuigd, zeggende: Bepaal den berg, en heilig hem.

24 De HEERE dan zeide tot hem: Ga heen, klim af, daarna zult gij, en Aaron met u, opklimmen; doch dat de priesters en het volk niet doorbreken, om op te klimmen tot den HEERE, dat Hij tegen hen niet uitbreke.

25 Toen klom Mozes af tot het volk, en zeide het hun aan.

   

来自斯威登堡的著作

 

Arcana Coelestia#8797

学习本章节

  
/10837  
  

8797. 'Everyone touching the mountain will surely die' means that anyone belonging to the spiritual Church who forces his way through to celestial [communities] will be destroyed. This is clear from the meaning of 'the mountain' as the good of love, dealt with just above in 8795, at this point the Divine Good of Divine Love in the inmost heaven, since the people below the mountain represent the Lord's spiritual kingdom, which is the middle heaven; from the meaning of 'touching' as penetrating that far, at this point forcing one's way through, dealt with below; and from the meaning of 'surely dying' as being destroyed.

[2] The situation here is that those belonging to the Lord's spiritual kingdom cannot flow into the celestial kingdom since this is higher or more internal and the spiritual kingdom is lower or more external; for what is more external or lower cannot flow into what is higher or more internal, 5259, 5779. However it sometimes happens that those in a lower heaven seek to go up into a higher heaven; they seek to do so because of a wrong desire that has its origin in pride, dominion, or envy. Those who have that desire and venture up are also let in now and again; but then they suffer badly. They are seized by anxiety, at length by pain, and also by blindness; their intelligence is destroyed, and their happiness. On account of all this they cast themselves down from there as if they are about to die, and do not revive until they have been cast down out of heaven.

[3] Such is the fate of those belonging to a lower heaven who force their way through to a higher heaven from a desire born of pride, dominion, or envy. The reason why they suffer badly is that the good of love in the higher heaven is comparatively like a devouring fire, and the truth of faith there is like fiery light blinding the sight of those coming up from below. These are the things that are meant in the internal sense by the Israelite people's being forbidden to touch Mount Sinai where Jehovah was. A similar fate would await those belonging to the celestial kingdom if they perhaps tried to go up above to the Divine. It also awaits those who are below heaven if they desire to go up into heaven; they too suffer badly, see 4225, 4226, 4299, 5057, 5058.

  
/10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.