Mula sa Mga gawa ni Swedenborg

 

Over de Gemeenschap Tussen Ziel en Lichaam # 1

Pag-aralan ang Sipi na ito

  
/ 20  
  

1. Over de GEMEENSCHAP TUSSEN ZIEL EN LICHAAM, of over de werking van de een op het ander en van de een met het ander, bestaan er drie opvattingen en overleveringen, die hypothesen zijn. Deze drie opvattingen zijn bekend onder de volgende namen:

A. Fysieke of natuurlijke invloed,

B. Geestelijke invloed en

C. Vooraf vastgestelde harmonie.

A. De eerste opvatting, die natuurlijke invloed genoemd wordt, komt voort uit de schijn en de bedrieglijkheid van de zintuigen, omdat de voorwerpen waarvan de afbeeldingen ons in het oog vallen, naar binnen in het denkvermogen schijnen te vloeien en dat in werking schijnen te brengen. Op dezelfde manier schijnt het alsof gesproken woorden, die het oor treffen, naar binnen in de geest vloeien en daarin denkbeelden voortbrengen. Zo is het ook gesteld met de reuk, de smaak en het gevoel. Aangezien de organen van deze zintuigen de indrukken uit de wereld van buiten het eerst schijnen op te nemen en de geest al naargelang de manier waarop die zintuigen worden aangedaan schijnt te denken en ook te willen, hebben de oude wijsgeren en geleerden geloofd dat er van deze zintuigen een invloed op de ziel uitging, en zodoende de hypothese van de 'fysieke of natuurlijke invloed' opgesteld.

B. De tweede hypothese, welke die van de geestelijke invloed wordt genoemd (en door sommigen 'invloed naar aanleiding' of 'bij gelegenheid'), berust op de orde en haar wetten, omdat de ziel een geestelijke zelfstandigheid en daardoor reiner, eerder en innerlijk is, terwijl het lichaam stoffelijk en daardoor grover, later en uiterlijk is; en omdat overeenkomstig de orde het reinere in het grovere, het eerdere in het latere en het innerlijke in het uiterlijke, dus het geestelijke in het stoffelijke invloeit en niet omgekeerd. Hieruit volgt dat de denkende geest invloeit in het zintuig van het gezicht, in overeenstemming met de gesteldheid waarin de ogen door uiterlijke voorwerpen gebracht worden, welke gesteldheid door de geest naar willekeur wordt gregeld. Op dezelfde manier vloeit de waarnemende geest in het gehoor, in overeenstemming met de gesteldheid waarin het oor door de gesproken woorden gebracht wordt.

C. De derde hypothese, welke die van de vooraf vastgestelde harmonie genoemd wordt, heeft haar oorsprong in de schijn en de dwalingen van het verstand, omdat de geest bij het uitoefenen van zijn vermogens met het lichaam verenigd en tegelijk daarmee werkt; en toch is niettemin iedere werking in de eerste plaats een op elkaar volgen en pas later iets gelijktijdigs. Op elkaar volgende werking is 'invloeiing' en gelijktijdige werking is 'harmonie', zoals bijvoorbeeld wanneer de geest denkt en daarna spreekt of wanneer hij wil en daarna handelt. Het is daarom een dwaling van het verstand om het gelijktijdige aan te nemen, maar het opeenvolgende buiten te sluiten.

Behalve de drie genoemde opvattingen ten aanzien van de gemeenschap tussen ziel en lichaam is een vierde opvatting niet mogelijk, want óf de ziel moet op het lichaam werken, óf het lichaam op de ziel, óf ze moeten in verbinding met elkaar werken.

  
/ 20  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Mula sa Mga gawa ni Swedenborg

 

Echtelijke Liefde # 415

Pag-aralan ang Sipi na ito

  
/ 535  
  

415. Aan deze dingen zal dit gedenkwaardige worden toegevoegd.

Op zekere morgen, toen ik, uit de slaap was ontwaakt, in het heldere ochtendlicht nog vóór het volledig wakker zijn, in gepeins verzonken was, zag ik door het venster als het ware een flitsende bliksemstraal en vlak daarna hoorde ik als het ware een dreunende donderslag; en toen ik mij verwonderde vanwaar dit was, hoorde ik uit de hemel het volgende: er zijn enigen niet ver van u vandaan, die heftig redeneren over God en de natuur; de trilling van het licht zoals van een bliksemstraal en het dreunen van de lucht zoals bij een donderslag, zijn overeenstemmingen en vandaar verschijningen van de strijd en de botsing van de argumenten, enerzijds voor God en anderzijds voor de natuur.

De oorzaak van deze geestelijke strijd was de volgende: er waren enige satans in de hel die tegen elkaar zeiden: Ach, dat het ons toch geoorloofd zou mogen zijn om met de engelen van de hemel te spreken en wij zouden geheel en al ten volle aantonen dat het de natuur is die zij God noemen van Wie alle dingen zijn en dus zo dat God slechts een woord is, indien daaronder niet de natuur wordt verstaan.

En omdat die satans dat met heel hun hart en ziel geloofden en eveneens begeerden met de engelen van de hemel te spreken, werd het hun gegeven uit het slijk en de duisternis van de hel op te klimmen en met twee engelen die toen uit de hemel neerdaalden te spreken.

Zij waren in de wereld der geesten, die in het midden is tussen de hemel en de hel.

Toen zij de engelen daar gezien hadden, schoten de satans haastig toe en schreeuwden met woedende stem: ‘Bent u de engelen van de hemel met wie het geoorloofd is samen te komen om over God en over de natuur te redeneren? U wordt wijzen genoemd omdat u God erkent; maar o! Hoe onnozel bent u. Wie ziet God; wie verstaat wat God is; wie begrijpt dat God het heelal en alle en de afzonderlijke dingen ervan regeert en kan regeren? Wie, behalve de goegemeente en de massa, erkent wat hij niet ziet en verstaat? Wat is duidelijker dan dat de natuur het al in alle dingen is? Wie heeft iets anders met het oog gezien dan de natuur; wie heeft iets anders met het oor gehoord dan de natuur; wie heeft iets anders met de neus geroken dan de natuur; wie heeft iets anders met de tong geproefd dan de natuur; wie heeft met zijn tastzin van zijn hand en het lichaam iets anders gevoeld dan de natuur?

Zijn niet de zinnen van ons lichaam de enige getuigen van de waarheden? Wie kan niet daaruit zweren dat het zo is? Zijn niet uw hoofden in de natuur? Vanwaar is de invloeiing in de gedachten van de hoofden anders dan uit de natuur? Neemt die weg, kun je dan wel iets denken?’

Zij spraken nog meer dingen van hetzelfde gehalte.

Na dit te hebben gehoord, antwoordden de engelen: ‘U, u spreekt zo omdat u louter zinlijk bent; allen in de hellen hebben in de zinnen van het lichaam ondergedompelde denkvoorstellingen en zij kunnen hun gemoed ook niet daarboven verheffen; en daarom vergeven wij het u. Het leven van het boze en vandaar het geloof van het valse heeft de innerlijke dingen van uw gemoed dermate toegesloten dat een verheffing boven de zinlijke dingen bij u niet kan bestaan, tenzij in een staat die verwijderd is van de boze dingen van het leven en van de valse dingen van het geloof. Want een satan kan evenzeer als een engel het ware verstaan wanneer hij het hoort, maar hij onthoudt het niet omdat het boze het ware uitwist en het valse aanbrengt. Maar wij doorvatten dat u nu in een daarvan verwijderde staat bent en dat u zo het ware kunt verstaan dat wij spreken; daarom let op deze dingen die wij zullen zeggen. ’

Zij zeiden: ‘U bent in de natuurlijke wereld geweest en u bent daar overleden en nu bent u in de geestelijke wereld. Heeft u eerder dan nu iets geweten ten aanzien van het leven na de dood? Heeft u dat tevoren niet geloochend en u aan de dieren gelijk gemaakt? Heeft u eerder iets geweten over de hemel en de hel, iets over het licht en de warmte van deze wereld en dat u wat die zaak betreft niet langer binnen de natuur bent, maar boven haar? Deze wereld immers is geestelijk en alle dingen ervan zijn geestelijk; en de geestelijke dingen zijn boven de natuurlijke en wel dermate dat zelfs niet het minste van de natuur kan invloeien in deze wereld. Maar u, omdat u van de natuur heeft geloofd dat zij een god of godin is; u gelooft ook dat het licht en de warmte van deze wereld het licht en de warmte van de natuurlijke wereld is, terwijl dit toch niet in het minst het geval is; want het natuurlijke licht is hier donkerte en de natuurlijke warmte is hier koude.

Heeft u iets geweten over de Zon van deze wereld waaruit ons licht en onze warmte voortgaan? Heeft u geweten dat deze Zon zuivere Liefde is en de zon van de natuurlijke wereld zuiver vuur is; en dat de zon van de wereld, die zuiver vuur is, het is waaruit de natuur is ontstaan en blijft bestaan? En dat de Zon van de hemel, die zuivere Liefde is, het is waaruit het Leven Zelf, namelijk de liefde met de wijsheid, is ontstaan en blijft bestaan? En zo dat de natuur, die u tot god maakt of godin, volslagen dood is? U kunt, indien een bewaker wordt gegeven, met ons opklimmen in de hemel; en wij kunnen, indien een bewaker wordt gegeven, met u neerdalen in de hel; en u zult in de hemel prachtige en schitterende dingen zien, maar in de hel smerige en onreine dingen.

Dit onderscheid is er, omdat allen in de hemelen God vereren en allen in de hellen de natuur vereren; en die prachtige en schitterende dingen in de hemelen zijn overeenstemmingen van de aandoeningen van het goede en het ware; en die smerige en onreine dingen in de hellen zijn de overeenstemmingen van de begeerten van het boze en het valse.

Besluit nu uit deze dingen of God dan wel de natuur het al in alle dingen is. ’

Hierop antwoordden de satans: ‘In de staat waarin wij nu zijn, kunnen wij uit de zaken die wij nu hebben gehoord besluiten dat God is, maar wanneer de verkwikking van het boze ons gemoed in beslag neemt, zien wij niets dan alleen de natuur. ’

Die twee engelen en de twee satans stonden niet ver aan de rechterzijde van mij en daarom zag en hoorde ik hen.

En zie, ik zag rondom hen vele geesten die in de natuurlijke wereld beroemd om hun geleerdheid waren geweest; en ik verwonderde mij dat die geleerden nu eens naast de engelen stonden en dan weer naast de satans en dat zij met hen naast wie zij stonden, instemden.

Er werd mij gezegd dat de veranderingen van hun standplaats de veranderingen waren van de staat van hun gemoed, dat nu eens de ene partij en dan weer de andere begunstigde; het zijn immers weerhanen.

‘Wij zullen u een mysterie vertellen; wij hebben op de aarde neer geschouwd naar hen die om hun geleerdheid beroemd zijn en die uit hun eigen oordeel hebben gedacht over God en over de natuur en wij hebben er zeshonderd op duizend gevonden ten gunste van de natuur en de overigen ten gunste van God; dezen echter ten gunste van God, omdat zij niet uit enig verstand, maar slechts van horen zeggen dat de natuur uit God is, herhaaldelijk daarover hadden gesproken; en het herhaaldelijk spreken uit het geheugen en de herinnering en niet tegelijk uit het denken en het inzicht, brengt een soort van geloof bij. ’

Hierna werd aan de satans een bewaker gegeven en met de twee engelen klommen zij op in de hemel en zij zagen prachtige en schitterende dingen; en toen kwamen zij in de verlichting vanwege het licht van de hemel daar en erkenden toen dat God is en dat de natuur is geschapen om het leven van dienst te zijn dat in God en uit God is; en dat de natuur in zich dood is en dat zij dus vanuit zich niets bewerkt, maar door het leven wordt gedreven.

Nadat zij dit hadden gezien en doorvat, daalden zij weer naar omlaag en naarmate zij afdaalden, keerde de liefde van het boze terug en sloot hun verstand van boven toe en opende dat van beneden; en toen verscheen erboven als het ware een sluier die flitste van hels vuur.

Direct toen zij met de voeten de aarde raakten, gaapte de grond onder hen open en vielen zij tot de hunnen terug.

  
/ 535  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl