Från Swedenborgs verk

 

Goddelijke Voorzienigheid #144

Studera detta avsnitt

  
/ 340  
  

144. Evenmin kan iemand hervormd worden in een staat van verblinding van het verstand. Deze mensen weten eveneens de ware dingen niet en vandaar ook niet het leven ervan, want het verstand zal die leren en de wil zal die doen. Wanneer de wil doet wat het verstand leert, dan ontvangt hij een leven volgens de ware dingen, wanneer echter het verstand verblind is, is ook de wil verstopt, en hij verricht vanuit het vrije volgens zijn rede niet iets anders dan het in het verstand bevestigde boze, wat het valse is. Behalve de onwetendheid verblindt ook een godsdienst die het blind geloof leert, het verstand. Verder ook de leer van het valse, want zoals de ware dingen het verstand openen, evenzo sluiten de valse dingen dat toe. Zij sluiten het van boven toe, maar ze openen dat van onderen, en het verstand dat alleen beneden is geopend, kan de ware dingen niet zien, maar slechts bevestigen al wat het wil, bovenal het valse. Het verstand wordt ook verblind door begeerten van het boze en zolang de wil daarin is, drijft hij het verstand aan om die te bevestigen; en voor zoveel als de begeerten van het boze worden bevestigd, kan de wil niet zijn in de aandoeningen van het goede, en daar vanuit de ware dingen zien en zo hervormd worden. Als bijvoorbeeld iemand in de begeerte van echtbreuk is, drijft de wil van hem, die in het verkwikkelijke van de liefde ervan is, zijn verstand aan om dat te bevestigen, door te zeggen: wat is echtbreuk, is daarin enig boze, is er niet iets eenders tussen de echtgenoten, kan niet vanuit echtbreuk evengoed kroost geboren worden, kan een vrouw niet verscheidenen toelaten zonder schade, wat heeft het geestelijke hiermee gemeen? Zo denkt dan het verstand, dat dan de hoer van de wil is en zo stompzinnig is geworden vanuit de ontucht met de wil, dat het niet kan zien dat de echtelijke liefde de geestelijke hemelse liefde zelf is, welke het beeld van de liefde van de Heer en van de Kerk is, waaruit zij ook wordt afgeleid, en zo dus dat zij in zich heilig is en de kuisheid, de reinheid en de onschuld zelf; en dat zij de mensen tot liefden in vorm maakt. Want de echtgenoten kunnen elkaar wederzijds liefhebben uit de binnenste dingen en zo elkaar tot liefden vormen. De echtbreuk vernietigt deze vorm en daarmee het beeld van de Heer; en wat afgrijselijk is, dat de echtbreker zijn leven vermengt met het leven van de echtgenoot en diens echtgenote, want in het zaad is het leven van de mens. Omdat dit profaan is, wordt daarom de hel de echtbreuk genoemd en wordt omgekeerd de hemel het huwelijk genoemd. Ook heeft de liefde van de echtbreuk gemeenschap met de laagste hel, maar de waarlijk echtelijke liefde met de binnenste hemel. De geslachtsdelen van beide seksen stemmen ook overeen met de gezelschappen van de binnenste hemel. Deze dingen zijn hier aangevoerd opdat men zal weten hoe verblind het verstand is wanneer de wil in de begeerte van het boze is; en dat in de staat van die verblinding van het verstand niemand hervormd kan worden.

  
/ 340  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

Från Swedenborgs verk

 

Goddelijke Voorzienigheid #38

Studera detta avsnitt

  
/ 340  
  

38. Geen mens die in de verkwikking van de begeerten van het boze is, kan iets weten ten aanzien van de verkwikkingen van de aandoeningen van het goede waarin de engelenhemel is, want die verkwikkelijke dingen zijn geheel en al aan elkaar tegenovergesteld in de innerlijke dingen, en vandaar innerlijk in de uitwendige dingen, maar aan de oppervlakte zelf verschillen zij maar weinig. Alle liefde immers heeft haar verkwikking, ook de liefde van het boze bij hen die in de begeerten zijn van: de liefde van echtbreken, wraaknemen, bedriegen, stelen, wreed handelen, ja zelfs bij de ergsten de liefde van de heilige dingen van de Kerk lasteren, en venijn uitstorten tegen God. De springbron van dat genot is de liefde van heersen vanuit de liefde van zich. Die genoegens zijn vanuit de begeerten die de innerlijke dingen van het gemoed bezet houden; vanuit deze vloeien zij neer in het lichaam en wakkeren daar de onreine dingen aan die de zenuwvezels prikkelen; vandaar komt vanuit het verkwikkelijke van het gemoed volgens de begeerten de verkwikking van het lichaam op. Welke en hoedanige onreine dingen het zijn die de zenuwvezels van hun lichaam prikkelen, wordt aan eenieder te weten gegeven na het overlijden, in de geestelijke wereld. Het zijn in het algemeen lijkachtige, uitwerpselachtige, drekkige, walmige, en urineachtige dingen, want de hellen van deze mensen wemelen van zulke onreine dingen. Dat deze dingen overeenstemmingen zijn, daarover zie men enige dingen in de verhandeling over ‘De Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid’, n. 422-424; maar die smerige genoegens worden, nadat zulke mensen de hel zijn binnengegaan, verkeerd in afschuwelijke ervaringen. Deze dingen zijn gezegd opdat het verstaan kan worden, wat en hoedanig de gelukzaligheid van de hemel is, waarover nu iets volgt; want elk ding wordt gekend vanuit zijn tegenovergestelde.

  
/ 340  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl