Från Swedenborgs verk

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1

Studera detta avsnitt

  
/ 10837  
  

1. Dat het Woord van het Oude Testament verborgenheden van de hemel bevat, en dat zowel het geheel als elke bijzonderheid daarvan op de Heer betrekking heeft, op Zijn hemel, op de Kerk, op het geloof en de dingen van het geloof, kan geen sterveling uit de letter opmaken. Uit de letter of uit de letterlijke zin ziet niemand iets anders, dan dat het in het algemeen gaat over de uiterlijke dingen van de Joodse Kerk, terwijl er overal een innerlijke zin is, dat nergens in het uiterlijke aan het licht komt, behalve dan het zeer weinige dat de Heer onthuld heeft en aan de apostelen heeft ontvouwd; zo bijvoorbeeld, dat de offeranden de Heer betekenen, het land Kanaän en Jeruzalem en ook het Paradijs, de hemel betekenen, waarom dan ook van het hemelse Kanaän en Jeruzalem gesproken wordt.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Från Swedenborgs verk

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1885

Studera detta avsnitt

  
/ 10837  
  

1885. Maar deze beide soorten van gezichten zijn buitengewoon en zij zijn mij alleen getoond met het doel, dat ik weten zou van welke aard zij zijn. Tot het op gewone wijzen geziene echter behoort alles wat men door de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, in dit eerste deel vindt meegedeeld, en aan het begin van elk hoofdstuk werd geplaatst en ook erachteraan toegevoegd. Maar dit zijn geen gezichten, maar geziene dingen bij volledig wakker zijn van het lichaam en wel nu reeds sinds verscheidene jaren. Einde van hoofdstuk 15 -----

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Från Swedenborgs verk

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1143

Studera detta avsnitt

  
/ 10837  
  

1143. Hoewel dit de namen waren van deze naties, welke de Oude Kerk uitmaakten, worden er in de innerlijke zin toch zaken onder verstaan, namelijk de godsdiensten zelf. Zij, die in de hemel zijn, weten niet in het minst, wat namen, landen, naties en dergelijke zijn; van zulke dingen heeft men daar geen voorstelling, wel echter van de zaken, die daarmee worden aangeduid. Het Woord van de Heer leeft uit de innerlijke zin; deze zin is zoals de ziel, en de uiterlijke zin is als het ware zijn lichaam. Het is daarmee gesteld als met de mens; wanneer zijn lichaam sterft, leeft zijn ziel, en wanneer de ziel leeft, weet de mens niet meer wat de dingen van het lichaam zijn; zo weet hij, wanneer hij onder de engelen, niet wat het Woord in de zin van de letter, maar wat het in zijn ziel is. De mens van de Oudste Kerk was van dien aard, dat hij, wanneer hij heden ten dage leefde en het Woord zou lezen, niet aan de zin van de letter zou blijven hangen, maar het zou zijn, alsof hij die niet zag, maar alleen de aan de letter onttrokken innerlijke zin, en wel alsof de letter niet bestond; zo zou hij in het leven of in de ziel van het Woord zijn. Op dezelfde wijze is het overal in het Woord gesteld, ook in de historische gedeelten, die geheel en al zo zijn als zij verhaald worden, maar toch is daarin niet het minste woordje, dat niet in de innerlijke zin verborgenheden bevat, welke verborgenheden zich nooit aan hen openbaren, die hun aandacht alleen op de historische samenhang richten. Zo betekenen in dit hoofdstuk de namen hier in de zin van de letter of in de historische zin de volken, die de Oude Kerk uitmaakten, in de innerlijke zin echter hun leringen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl