Från Swedenborgs verk

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1

Studera detta avsnitt

  
/ 10837  
  

1. Dat het Woord van het Oude Testament verborgenheden van de hemel bevat, en dat zowel het geheel als elke bijzonderheid daarvan op de Heer betrekking heeft, op Zijn hemel, op de Kerk, op het geloof en de dingen van het geloof, kan geen sterveling uit de letter opmaken. Uit de letter of uit de letterlijke zin ziet niemand iets anders, dan dat het in het algemeen gaat over de uiterlijke dingen van de Joodse Kerk, terwijl er overal een innerlijke zin is, dat nergens in het uiterlijke aan het licht komt, behalve dan het zeer weinige dat de Heer onthuld heeft en aan de apostelen heeft ontvouwd; zo bijvoorbeeld, dat de offeranden de Heer betekenen, het land Kanaän en Jeruzalem en ook het Paradijs, de hemel betekenen, waarom dan ook van het hemelse Kanaän en Jeruzalem gesproken wordt.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Bibeln

 

Mattheüs 6:33

Studie

       

33 Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.

Från Swedenborgs verk

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1839

Studera detta avsnitt

  
/ 10837  
  

1839. Dat de woorden ‘ziet, een schrik van grote duisternis viel op hem’ betekenen, dat de duisternis verschrikkelijk was, en dat duisternis valsheden betekent, blijkt uit de betekenis van duisternis, namelijk valsheden, waarover aanstonds. De staat van de Kerk vóór de voleinding, of toen de zon aan het ondergaan was, wordt door de schrik van grote duisternis beschreven; maar de staat, wanneer de zon is ondergegaan, wordt beschreven door de donkerheid en vele andere dingen, in het volgende, vers 7, door de Heer bij Mattheüs:

‘De zon zal verduisterd worden en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van de hemel vallen, en de krachten van de hemelen zullen bewogen worden’, (Mattheüs 24:29). Daarmee is niet gezegd, dat de zon van de wereld verduisterd zal worden, maar het hemelse, dat tot de liefde en de naastenliefde behoort; en ook niet de maan, maar het geestelijke, dat tot het geloof behoort; en ook niet dat de sterren van de hemel zullen vallen, maar de erkentenissen van het goede en het ware bij de mens van de Kerk, welke de krachten van de hemelen zijn; en ook niet dat deze dingen in de hemel zullen geschieden, want de hemel wordt nooit verduisterd, maar op aarde. Dat een schrik van grote duisternis op hem viel, wil zeggen, dat Hij zich ontzette over zo’n grote woestheid; hoe meer iemand in de hemelse dingen van de liefde is, des te groter is zijn ontzetting, wanneer hij de voleinding ontwaart; bij de Heer was dit bovenal het geval, daar Hij in de hemelse en Goddelijke liefde zelf was. Dat duisternissen valsheden betekenen, blijkt uit tal van plaatsen in het Woord, zoals bij Jesaja:

‘Wee degenen, die duisternis tot licht stellen en het licht tot duisternis’, (Jesaja 5:20);

duisternis voor valsheden en licht voor waarheden.

Bij dezelfde:

‘Hij zal de aarde aanzien, en ziet, duisternis, benauwdheid, en het licht is verduisterd’, (Jesaja 5:30);

duisternis voor valsheden, het verduisterde licht voor: het ware verschijnt niet.

Bij dezelfde:

‘Ziet, duisternis bedekt de aarde en donkerheid de volken’, (Jesaja 60:2).

Bij Amos:

‘Die dag van Jehovah zal duisternis zijn en geen licht; zal niet de dag van Jehovah duisternis zijn en geen licht, en donkerheid en geen glans aan hem’, (Amos 5:18, 20).

Bij Zefanja:

‘De grote dag van Jehovah is nabij, die dag zal een dag van verbolgenheid zijn, een dag van benauwdheid en van angst, een dag van verwoesting en van verlating, een dag van duisternis en van donkerheid, een dag van wolk en van schaduw’, (Zefanja 1:14, 15). Hier staat de dag van Jehovah voor de laatste tijd en staat van de Kerk, duisternis en donkerheid voor valsheden en boosheden. Ook de Heer noemt de valsheden duisternis, bij Mattheüs:

‘Indien uw oog boos is, zo zal geheel uw lichaam duister zijn; indien dan het licht, dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zijn’, (Mattheüs 6:23);

duisternis voor valsheden welke diegenen in beslag nemen die in erkentenissen zijn, en bedoeld wordt: hoeveel groter deze duisternis is dan die van de ongelovigen of van de heidenen, die geen erkentenissen hebben. Evenzo bij dezelfde:

‘De zonen van het koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis’, (Mattheüs 8:12; 22:13);

buitenste duisternis voor de afgrijselijker valsheden van degenen die in de Kerk zijn, want dezen verduisteren het licht en brengen valsheden tegen waarheden aan, hetgeen de heidenen niet kunnen.

Bij Johannes:

‘In Hem was het leven, en het leven was het licht van de mensen, maar het licht schijnt in de duisternis, maar de duisternis heeft het niet begrepen’, (Johannes 1:4, 5);

duisternis voor de valsheden binnen de Kerk. De valsheden buiten de Kerk worden ook duisternis genoemd, maar dat is duisternis die verlicht kan worden, waarover bij Mattheüs:

‘Het volk dat in duisternis zat, heeft een groot schijnsel gezien, en degenen, die zaten in de streek en schaduw van de dood, hun is een licht opgegaan’, (Mattheüs 4:16);

duisternis voor valsheden ten aanzien van onwetendheid, zoals die van de heidenen.

Bij Johannes:

‘Dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, maar de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht, want hun werken waren boos’, (Johannes 3:19);

het licht voor de waarheden en de duisternis voor de valsheden; en het licht staat voor de Heer, omdat van Hem al het ware komt, de duisternis staat voor de hellen, omdat daar vandaan al het valse komt.

Bij dezelfde:

‘Jezus zei: Ik ben het licht van de wereld; die Mij volgt, zal niet in duisternis wandelen’, (Johannes 8:12).

Bij dezelfde:

‘Wandelt, terwijl gij het licht hebt, opdat de duisternis u niet bevange, want wie in duisternis wandelt, weet niet, waar hij heen gaat; Ik ben een licht, in de wereld gekomen, opdat eenieder die in Mij gelooft, in de duisternis niet blijve’, (Johannes 12:35, 36, 46). Het licht staat voor de Heer, van wie al het goede en ware komt, de duisternis staat voor de valsheden, welke door de Heer alleen verstrooid worden. De valsheden van de laatste tijden, die hier duisternis worden genoemd, of in verband waarmee van een schrik van grote duisternis gesproken wordt, zijn uitgebeeld en aangeduid door de duisternis die over de gehele aarde werd, vanaf het zesde uur tot aan het negende toe, en ook daarmee, dat de zon toen verduisterd werd, hetgeen uitbeeldde en betekende, dat er toen geen liefde of geen geloof meer was, (Mattheüs 27:45; Markus 15:33; Lukas 23:44, 45).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl