Goddelijke Voorzienigheid # 309

Од стране Емануел Сведенборг

Проучите овај одломак

  
/ 340  
  

309. Ik zal hier meedelen wat ik van sommigen in de geestelijke wereld heb gehoord. Zij waren uit diegenen die hadden geloofd dat de eigen voorzichtigheid alles is en de Goddelijke Voorzichtigheid niet iets. Ik zei dat de mens niet enig eigene heeft, tenzij men datgene het eigene van hem wilt noemen dat een bepaald soort subject is, of een bepaald soort orgaan, of een bepaalde soort vorm. Maar dit is niet het eigene dat verstaan wordt, immers dat is slechts een omschrijving van het hoedanige. In feite heeft geen mens enig eigene zoals dat normaal wordt verstaan. Zij die alle dingen aan de eigen voorzichtigheid toeschreven en die voorbeelden van ‘eigenaren van hun beeld’ genoemd kunnen worden, ontstaken zozeer dat een vlam verscheen uit hun neusvleugels en zij zeiden: ‘U spreekt tegenstrijdige en waanzinnige dingen; zou de mens zo een niets zijn en iets leegs, zou hij niet slechts een idee en een fantasie zijn of een gesneden beeld of een standbeeld. Maar ik kon niet anders antwoorden dan dat het tegenstrijdig en waanzinnig is te geloven dat de mens het leven vanuit zich is en dat de wijsheid en de voorzichtigheid niet invloeit uit God, maar dat zij in de mens zijn en dus eveneens het goede dat van de naastenliefde en het ware dat van het geloof is. Deze dingen aan zichzelf toeschrijven wordt door elke wijze waanzinnig genoemd en vandaar is het ook tegenstrijdig. Bovendien zijn zij zoals diegenen die het huis van een ander bewonen en zijn bezittingen gebruiken, en wanneer zij daarin zijn, zich overreden dat die van hen zijn, of zoals huishouders en rentmeesters die geloven dat alle dingen van hun heer van hen zijn; en zoals de beherende dienaars aan wie hun heer talenten en mina’s gaf om handel te drijven, maar die daarvan geen rekenschap zouden geven, maar ze als de hunne zouden behouden en zo als dieven handelen. Van zulke mensen kan gezegd worden dat zij waanzinnig zijn, ja zelfs dat zij niets en ledig zijn, voorts dat ze een idee-fixe hebben, omdat zij het goede, dat het Zijn zelf van het leven is, niet bij zich uit de Heer hebben en dus ook niet het ware. Daarom worden zulke mensen ook doden en eveneens niets en ledig genoemd, (Jesaja 40:17, 23); en elders formeerders van beelden en ook gesneden beelden en standbeelden. Maar hierover meer in de volgende dingen die in deze orde bezien mogen worden:

1. Wat de eigen voorzichtigheid is en wat de niet eigen voorzichtigheid.

2. Dat de mens zich vanuit de eigen voorzichtigheid overreedt en bij zich bevestigt dat al het goede en ware is uit hem en in hem en dus ook al het boze en het valse.

3. Dat al wat overreed en bevestigd is aanblijft als het eigene bij de mens.

4. Dat indien de mens geloofde, zoals het de waarheid is, dat al het goede en ware uit de Heer is en al het boze en valse uit de hel, hij zich niet het goede zou toe-eigenen en dit zichzelf tot verdienste rekenen, noch zich het boze toe-eigenen en zich daaraan schuldig rekenen.

  
/ 340  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl