2408. Dat de woorden ‘opdat gij in de ongerechtigheid van de stad niet omkomt’ betekenen, opdat zij niet te gronde zouden gaan door de boosheden van het valse, blijkt uit de betekenis van de ongerechtigheid, namelijk het boze; en uit de betekenis van de stad, namelijk het leerstellige, ook wanneer het vals is, waarover nr. 402. Wat het boze van het valse is, kan blijken uit hetgeen in het eerste deel in de nrs. 1212, 1679, is gezegd.