Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 7541

Од стране Емануел Сведенборг

Проучите овај одломак

  
/ 10837  
  

7541. Omdat ditmaal Ik ben zendende al Mijn plagen; dat dit betekent dat het zou kunnen gebeuren dat alle boosheden die zouden komen, tegelijk op hen zouden instormen, staat vast uit de betekenis van de plagen, namelijk de boosheden; hier de boze dingen die zouden plaatsvinden, totdat zij geheel en al in de hel zouden worden geworpen; en daarom wordt er gezegd alle plagen; en uit de betekenis van zenden, namelijk instormen; de plagen of boosheden worden immers niet door Jehovah of de Heer binnengelaten, maar zij stormen binnen vanuit het boze zelf; het kwaad immers draagt in het andere leven de straf met zich en heeft haar als het ware in zich, nrs. 696, 697, 1857, 6559; vandaar komt het, dat met Ik ben zendende al Mijn plagen, wordt aangeduid dat alle boosheden op hen zouden instormen.

Het is volgens de orde dat de ene plaag de andere volgt en de bozen zo geleidelijk in de hel worden geworpen; en daarom wordt hier gezegd, dat het zou kunnen gebeuren dat zij tegelijk zouden binnenstormen.

Omdat de mens van de Kerk geen erkentenis heeft ten aanzien van de staat van het leven na de dood, gelooft hij dat de mens na het leven in het lichaam terstond òf in de hemel verheven, òf in de hel geworpen wordt, terwijl dit toch geleidelijk plaatsvindt, hoewel dit gebeurt met veel verscheidenheid bij ieder mens ten aanzien van de tijd en ten aanzien van de staat van hem; bij de goeden die in de hemel verheven moeten worden, wordt geleidelijk het boze gescheiden en zij worden met het goede gevuld volgens het in de wereld verworven vermogen van opnemen; en bij de bozen, die in de hel geworpen moeten worden, wordt geleidelijk het goede gescheiden en zij worden geleidelijk met het boze gevuld, volgens het in de wereld verworven vermogen van opnemen.

Bovendien treedt de mens in het andere leven nieuwe staten binnen en ondergaat hij veranderingen; zij die in de hemel worden geheven en daarna wanneer zij verheven zijn, worden vervolmaakt tot in het eeuwige; zij echter die in de hel worden geworpen en daarna wanneer zij daarin zijn, krijgen aanhoudend zwaardere boosheden te verduren en wel totdat zij het niet meer wagen iemand het boze aan te doen; en daarna blijven zij in de hel tot in het eeuwige; zij kunnen niet daaruit gehaald worden, omdat het hun niet gegeven kan worden om iemand het goede te willen, maar alleen niet het boze te doen uit vrees voor straf, terwijl toch de begeerte aanblijft.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl