Из произведений Сведенборга

 

Hemel en Hel # 16

Изучить этот эпизод

  
/ 603  
  

16. Ik heb een paar keer met engelen over deze zaak gesproken, die hun verwondering erover uitspraken dat de mensen van de kerk niet wisten dat de Heer en de naaste liefhebben eruit bestaat het goede en het ware lief te hebben en dit te willen doen. Terwijl zij toch kunnen weten dat iemand zijn liefde betuigt door de dingen te willen en te doen die de ander wil; op deze manier wordt hij op zijn beurt liefgehad en verenigd met diegene die hij liefheeft, niet door hem lief te hebben zonder te doen wat hij wil, wat op zich niet liefhebben is. Ze zeiden ook dat men zou moeten weten dat het goede dat uit de Heer voortgaat een gelijkenis van Hem is, aangezien Hijzelf daarin aanwezig is, en dat diegenen die door middel van voornemen en doen het goede en het ware tot hoofdbestanddelen maken van hun leven, gelijkenissen van Hem worden en met Hem worden verenigd. ten slotte is willen, ergens van houden om te doen. Bovendien leert de Heer in het Woord dat dit zo is, door te zeggen: Wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het, die Mij liefheeft... en Ik zal hem liefhebben... en bij hem wonen Johannes 14:21, 23). En elders: Indien gij mijn geboden bewaart, zult gij in mijn liefde blijven (Johannes 15:10, 12).

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.

Из произведений Сведенборга

 

Hemel en Hel # 272

Изучить этот эпизод

  
/ 603  
  

272. Een verdere reden, die ook in de hemel de voornaamste is waarom de engelen zulk een grote wijsheid deelachtig kunnen worden, bestaat daarin, dat zij zonder eigenliefde zijn; want in zoverre als iemand vrij is van eigenliefde, in zoverre kan hij toenemen in wijsheid omtrent Goddelijke dingen. De eigenliefde is het, die het innerlijk sluit voor de Heer en voor de hemel en het uitwendige opent en naar het eigene toekeert; door deze oorzaak zijn allen bij wie deze liefde heerst in dikke duisternis ten opzichte van de dingen van de hemel, hoezeer zij ook ten opzichte van wereldse dingen in licht verkeren mogen. Maar engelen daarentegen zijn in het licht van de wijsheid, omdat zij geen eigenliefde hebben; want de hemelse liefde waarin zij zijn, namelijk de liefde tot de Heer en de liefde jegens de naaste, opent het innerlijk, omdat die genegenheden van de Heer zijn en Hij er zelf in is. Dat deze liefde in het algemeen de hemel maakt en bij ieder in het bijzonder de hemel vormt, zie men hierboven (zie nr. 13-19). mdat hemelse liefde het innerlijk naar de Heer opent, wenden ook alle engelen hun gelaat naar de Heer (zie nr. 142); want in de geestelijke wereld is het de liefde, die het innerlijk van een ieder naar zich keert, en waarheen zij het innerlijk keert, daarheen keert zij ook het gelaat, omdat daar het gelaat een geheel uitmaakt met het innerlijk, waarvan het de uitwendige vorm is. Omdat liefde het innerlijk en het gelaat naar zich toekeert, verbindt zij zich ook daarmee, omdat liefde geestelijke verbinding is en deelt zij ook het hare daaraan mee. Door dit keren, de verbinding en de mededelingen, die daaruit voortvloeien hebben de engelen hun wijsheid. Dat alle verbinding in de geestelijke wereld, met dit keren samenhangt, zie men hierboven (zie nr. 255).

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.