Комментарий

 

Wat de Bijbel zegt over... Wie wordt er gered?

Написано John Odhner (Машинный перевод на Nederlands)

Christ the Redeemer statue in Rio de Janeiro, aerial view

Er is een gemeenschappelijke tendens bij mensen om negatieve oordelen te vellen over andere mensen. In de middelbare scholen komt deze tendens tot uiting in kliekjes. Een paar populaire kinderen komen in een groep terecht, en beginnen geleidelijk aan te denken dat ze beter zijn dan anderen omdat ze beter geliefd zijn. Kinderen die niet "in" zijn, kunnen objecten van medelijden, of minachting, of zelfs van wrede grappen worden. Op een of andere manier oordeelt de kliek subtiel over de anderen als een lagere klasse van mensen.

Dezelfde neiging om op anderen neer te kijken toont zich in verschillende religies. Sommige religieuze groepen worden zo egocentrisch dat ze geloven dat niemand van een ander geloof naar de hemel kan gaan. In het uiterste geval is een dergelijke houding veel wreder dan de snobistische tienerkliekjes.

De leer van de Bijbel staat hier nogal haaks op. Om te beginnen zegt God's Woord ons dat we mensen niet moeten bestempelen als "gered" of "zondaar". Jezus zei,

"Oordeel niet, dat je niet veroordeeld wordt. Waarom kijk je naar de vlek in het oog van je broer, maar denk je niet aan de plank in je eigen oog?" (Mattheüs 7:1, 3)

De discipel James zei het zo: "Er is één wetgever, die in staat is om te redden en te vernietigen. Wie ben jij om over een ander te oordelen? (Jakoben 4:1)

Toen de Heer op aarde was, was er een oordelende houding onder de leiders van de kerk. Velen dachten dat als de Messias kwam, hij de Joden zou redden, en anderen niet. Toen Jezus kwam, veroordeelden ze Hem voor het associëren met zowel niet-Joden als Joden.

Jezus ontmoedigde dit soort houding. Hij sprak eens met sommige mensen die "op zichzelf vertrouwden" dat ze gered werden en anderen niet. Hij vroeg hen om twee gebeden te overwegen: "God, ik dank u dat ik niet zoals andere mensen ben," en "God, wees mij genadig, een zondaar!" Jezus prees de man die dacht dat hij een zondaar was. (Lucas 18:9-14)

Het is beter om jezelf als een zondaar te beschouwen dan te denken dat je gered bent.

U herinnert zich wellicht ook de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan, die stopte om de gewonde man langs de kant van de weg te helpen. Hoewel deze Samaritaan van het "verkeerde" geloof was (vanuit Joods oogpunt), zei Jezus dat de Samaritaan bemind moest worden als een naaste, omdat hij een goed mens was. In feite zei hij dat een persoon die het eeuwige leven wil, net als deze Samaritaan moet zijn (Lucas 10:29-37), ook al was de Samaritaan noch christelijk noch joods. Jezus zag - en ziet - wat er in iemands hart is, niet alleen van welke kerk men deel uitmaakt.

De Bijbel stelt duidelijk dat het de manier waarop iemand leeft is, niet alleen wat hij gelooft, die bepaalt of hij naar de hemel gaat of niet. Jezus zei: "Niet ieder die tegen Mij zegt: 'Heer, Heer,' zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar hij die de wil van Mijn Vader in de hemel doet". (Mattheüs 7:21)

Nogmaals, "Hij zal iedereen belonen naar zijn werken." (Mattheüs 16:27)

"Zij die goed hebben gedaan," zegt hij, zullen gaan "naar de opstanding van het leven, en zij die kwaad hebben gedaan, naar de opstanding van de veroordeling." (Johannes 5:29)

Omdat het leven van een persoon, niet alleen zijn geloof, zijn eeuwige lot bepaalt, voorspelde Jezus dat veel christenen niet gered zouden worden, omdat ze een kwaadaardig leven hadden geleefd.

"Velen zullen in die dag tegen mij zeggen: "Heer, Heer, hebben wij niet in Uw naam geprofeteerd, demonen in Uw naam uitgedreven en vele wonderen in Uw naam verricht? En dan zal Ik hen verklaren: "Ik heb jullie nooit gekend: ga weg van Mij, jullie die wetteloosheid beoefenen!"" (Mattheüs 27:22-23, Lucas 13:25-27)

Een reden waarom een niet-christen gered kan worden, is dat hij van zijn buurman kan houden. Iedereen die oprecht van zijn naaste houdt, houdt ook van Christus, hoewel hij het misschien niet beseft. Jezus zei: "Voor zover jullie een van de minste van deze Mijn broeders hebben bediend, hebben jullie dat met Mij gedaan". (Mattheüs 25:40)

Geloof in Jezus, zonder liefde voor de naaste is zinloos.

"Hoewel ik alle vertrouwen heb, zodat ik bergen kan verwijderen, maar geen liefde heb, ben ik niets." (1 Corinthiër 13:2)

Echte liefde daarentegen is een teken dat iemand de Heer in zijn hart kent, ongeacht de religie die hij naar buiten toe belijdt.

"Liefde gelooft alle dingen." (1 Corinthiër 13:7)

"Wie goed doet, is van God, maar wie kwaad doet, heeft God niet gezien." (3 Johannes 1:11)

"Laten we elkaar liefhebben, want liefde is van God, en iedereen die liefheeft is uit God geboren en kent God. God is liefde, en iedereen die in de liefde blijft, blijft in God, en God in hem." (1 Johannes 4:7-11)

Samenvatting:

Sommige christelijke kerken leren dit: Alleen christenen worden gered.

Wat de Bijbel eigenlijk zegt (en wat de Nieuwe Christelijke Kerk leert): Goede mensen van alle religies worden gered.

Enkele referenties uit de leerstellingen voor de Nieuwe Christelijke Kerk : Hemel En Hel 318-328, Gods Voorzienigheid 326

Gebruikt met toestemming van John Odhner, de auteur van deze zeer nuttige site: http://whatthebiblesays.info/Introduction.html

Воспроизведение Видео
The "Big Spiritual Questions" videos are produced by the General Church of the New Jerusalem. Link: newchurch.org

Библия

 

Lucas 13:25-27

Учиться

      

25 Namelijk nadat de Heer des huizes zal opgestaan zijn, en de deur zal gesloten hebben, en gij zult beginnen buiten te staan, en aan de deur te kloppen, zeggende: Heere, Heere, doe ons open! en Hij zal antwoorden en tot u zeggen: Ik ken u niet, van waar gij zijt.

26 Alsdan zult gij beginnen te zeggen: Wij hebben in Uw tegenwoordigheid gegeten en gedronken, en Gij hebt in onze straten geleerd.

27 En Hij zal zeggen: Ik zeg u, Ik ken u niet, van waar gij zijt; wijkt van Mij af, alle gij werkers der ongerechtigheid!

      

Из произведений Сведенборга

 

Leer des Levens # 2

Изучить этот эпизод

  
/ 114  
  

2. Iedereen die het Woord leest ziet dat religie verbonden is met het leven, en dat religieus leven is het goede te doen en hij erkent dit ook wanneer hij dit leest. In het Woord staat het volgende: 'Al wie een van deze minste geboden zal ontbinden en de mensen zo zal onderrichten, zal een minste worden genoemd in het Koninkrijk der hemelen; wie echter deze zal doen en onderricht, die zal groot genoemd worden in het Koninkrijk der Hemelen. Ik zeg u, tenzij uw gerechtigheid overvloediger is dan die van de schriftgeleerden en de Farizeeërs, zult gij niet binnengaan in het Koninkrijk der Hemelen', (Mattheüs 5:19-20).

'Elke boom die geen goede vruchten voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen; en daarom aan hun vruchten zult ge hen kennen', (Mattheüs 7:19-20).

'Niet eenieder die tot Mij zegt: Heer en Meester, zal binnengaan in het Koninkrijk der Hemelen, maar die de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is', (Mattheüs 7:21).

'Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heer en Meester, hebben wij niet in Uw naam geprofeteerd, in Uw naam demonen uitgeworpen, en in Uw naam vele krachten gedaan; maar dan zal Ik openlijk tot hen zeggen: Ik ken u niet, ga weg van Mij, bewerkers van de wetteloosheid', (Mattheüs 7:22-23).

'Ieder die Mijn woorden hoort en deze doet, zal Ik vergelijken met een voorzichtig man die zijn huis heeft gebouwd op een rots, maar ieder die Mijn woorden hoort en deze niet doet, zal vergeleken worden met een dwaas man die zijn huis heeft gebouwd op zand', (Mattheüs 7:24, 26).

'Jezus zei: Een zaaier ging uit om te zaaien; er vielen zaden op de harde weg, andere in rotsachtige plaatsen, andere tussen de doornen; en andere in goede aarde. Hij die in de goede aarde gezaaid is, deze is het die het Woord hoort en verstaat, en die vandaar vrucht draagt en doet, de een honderdvoudig, de ander zestigvoudig en de ander dertigvoudig. Toen Jezus op deze dingen antwoordde, zei Hij: Die oren heeft om te horen, die hore', (Mattheüs 13:3-9, 23).

'Komen zal de Zoon des mensen in de heerlijkheid van Zijn Vader en dan zal Hij eenieder vergelden naar diens daden', (Mattheüs 16:27).

'Weggenomen zal worden van u het Koninkrijk van God, en worden gegeven aan een natie die de vruchten ervan opbrengt', (Mattheüs 21:43).

'Wanneer de Zoon des mensen komt in Zijn heerlijkheid, dan zal Hij zitten op de troon van Zijn heerlijkheid, en Hij zal zeggen tot de schapen aan de rechterzijde: komt gij gezegenden en bezit als erfenis het Koninkrijk dat voor u bereid is vanaf de grondlegging van de wereld; want Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest en gij hebt Mij te drinken gegeven; een vreemdeling was Ik en gij hebt Mij onderdak gegeven; naakt was Ik en gij hebt Mij bekleed; ziek was Ik en gij hebt naar Mij omgezien; in de gevangenis was Ik en gij bent tot Mij gekomen. Dan zullen de rechtvaardigen antwoorden: Wanneer hebben wij U dan gezien? Maar de Koning zal dan antwoorden en hun zeggen: Voorwaar, Ik zeg u: Voor zoveel gij dit gedaan hebt aan een van Mijn minste broeders, zo hebt gij het Mij gedaan. En de Koning zal eendere dingen zeggen tot de bokken die aan de linkerzijde zijn; en omdat die niet zulke dingen hebben gedaan, zal Hij zeggen: Gaat heen, weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, dat bereid is voor de duivel en zijn engelen', (Mattheüs 25:31-46).

'Draagt liever vruchten de boetedoening waardig; reeds ligt de bijl aan de wortel van de bomen; alle boom daarom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen', (Lucas 3:8-9).

'Jezus zei: Waarom noemt gij Mij Heer en Meester, en doet niet de dingen die Ik zeg? Ieder die tot Mij komt en Mijn woorden hoort en deze doet, is zoals een mens die een huis bouwt en het fundament op een rotsbodem legt; hij echter die Mijn woorden hoort en deze niet doet, is zoals een mens die een huis zomaar ergens op de grond bouwt, zonder fundering', (Lucas 6:46-49).

'Jezus zei: Mijn moeder en Mijn broeders zijn zij, die het Woord van God horen en dit doen!', (Lucas 8:21).

'Dan zult u beginnen buiten te staan en aan de deur te kloppen en zeggen: Heer, doe ons open; maar Hij zal antwoorden en tot hen zeggen: Ik ken u niet vanwaar gij zijt; wijkt van Mij, al gij bewerkers van de ongerechtigheid, (Lucas 13:25-27).

'Dit is het oordeel, dat het Licht gekomen is in de wereld, maar de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht, want hun werken waren boos; ieder die boze dingen doet, haat het licht, opdat zijn werken niet worden blootgelegd. Wie echter de waarheid doet, komt tot het licht, opdat van zijn werken openbaar mag worden, dat zij in God gedaan zijn', (Johannes 3:19-21).

'En uit zullen gaan zij die de goede dingen hebben gedaan, tot de wederopstanding ten leven', (Johannes 5:29).

'Wij weten dat God zondaars niet hoort, maar als iemand God vreest en Zijn wil doet, deze hoort Hij', (Johannes 9:31).

'Indien gij deze dingen weet, gezegend zijt gij als ge ze ook doet', (Johannes 13:17).

'Die Mijn geboden heeft en deze doet, die is het die Mij liefheeft, en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren en tot hem zal Ik komen en verblijf bij hem maken. Die Mij niet liefheeft, bewaart Mijn geboden niet', (Johannes 14:15, 21-24).

'Jezus zei: Ik ben de wijnstok, en Mijn Vader is de wijngaardenier; alle rank in Mij die geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; alle rank echter die vrucht draagt, die snoeit Hij, opdat die meer vrucht zal dragen', (Johannes 15:1-2).

'Hierin wordt Mijn Vader verheerlijkt, dat gij overvloedig vrucht draagt en gij zo Mijn discipelen wordt gemaakt', (Johannes 15:8).

' Gij zijt Mijn vrienden, als u gedaan zult hebben al wat Ik u gebied: Ik, uitgekozen heb Ik u, opdat gij vrucht zoudt dragen en dat uw vrucht blijvend zal zijn', (Johannes 15:14, 16).

De Heer zei tot Johannes: Schrijf aan de engel van de Kerk van Efeze: Ik ken uw werken: Ik heb tegen u dat gij uw eerste liefde hebt verlaten; kom tot omkeer en doe de eerste werken; en zo niet, Ik zal uw kandelaar van zijn plaats verwijderen', (Apocalyps 2:1-2, 4-5).

'Aan de engel van de Kerk van Smyrna schrijf: Ik ken uw werken', (Apocalyps 2:8-9).

'Aan de engel van de Kerk in Pergamos schrijf: Ik ken uw werken, doe boete', (Apocalyps 2:12-13, 16).

'Aan de engel van de Kerk in Tyatira schrijf: Ik ken uw werken en uw naastenliefde; en uw latere werken zijn meer dan de eerste', (Apocalyps 2:18-19).

'Aan de engel van de Kerk in Sardis schrijf: Ik ken uw werken, dat gij de naam hebt dat gij leeft, maar gij zijt dood, Ik heb uw werken niet vol bevonden voor God; doe boete', (Apocalyps 3:1-3).

'Aan de engel van de Kerk die in Filadelfia is, schrijf: Ik ken uw werken', (Apocalyps 3:7-8).

'Aan de engel van de Kerk van de Laodicenzen schrijf: Ik ken uw werken, kom tot omkeer', (Apocalyps 3:14-15, 19).

'Ik hoorde een stem vanuit de hemel die zei: Schrijf: Gezegend de doden die in de Heer sterven, van nu aan: de geest zegt: Opdat zij rusten mogen van hun arbeid; hun werken volgen met hen', (Apocalyps 14:13).

'Een boek werd geopend; het was het Boek des Levens; en gericht werden de doden volgens de dingen die geschreven zijn in het Boek, allen volgens hun werken', (Apocalyps 20:12-13).

'Zie, Ik kom snel en Mijn loon met Mij, om te geven eenieder volgens zijn werk', (Apocalyps 22:12).

Het is eveneens in het Oude Testament geschreven: 'Ik zal hun vergelden naar hun werk en naar de daad van hun handen', (Jeremia 25:14).

'Jehovah, Wiens ogen open zijn over alle wegen van de mensen, om te geven eenieder volgens zijn wegen en volgens de vrucht van zijn werken', (Jeremia 32:19).

'Ik zal bezoeken volgens zijn wegen en zijn werken zal Ik hem vergelden', (Hoschea 4:9).

'Jehovah, naar onze wegen, naar onze werken doet Hij met ons', (Zacharia 1:6).

En op vele plaatsen is geschreven dat de mens de inzettingen, bevelen en de wetten zouden doen, zoals: 'Gij zult onderhouden Mijn inzettingen en Mijn gerichten, en als de mens ze gedaan zal hebben, zo zal hij door die leven', (Leviticus 18:5).

'Gij zult onderhouden Mijn inzettingen en Mijn gerichten, om die te doen', (Leviticus 19:37; Leviticus 20:8; Leviticus 22:31).

'Zegeningen, indien zij de geboden gedaan zullen hebben, en vervloekingen indien zij deze niet gedaan zullen hebben', (Leviticus 26:4-46).

Aan de zonen Israëls werd bevolen dat zij voor zich zouden maken snoertjes op de slippen van hun klederen, opdat zij zouden gedenken alle geboden van Jehovah om die te doen, (Numeri 15:38-39);

en op duizend andere plaatsen. Dat het de werken zijn die de mens van de Kerk maken en dat hij volgens die wordt gered, leert de Heer ook in de gelijkenissen, waarvan verscheidene insluiten dat zij die goede dingen doen, worden aangenomen, en zij die boze dingen doen, worden verworpen, zoals de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard, (Mattheüs 21:33-44);

over de vijgenboom die geen vrucht gaf, (); over de talenten en de minen, waarmee zij zouden handelen, (Mattheüs 25:14-31; Lucas 19:13-25).

Over de Samaritaan die de wonden verbond van de man die was gewond door rovers, (Lucas 10:30-37)

Over de rijkaard en Lazarus, (Lucas 16:19-31).

Over de tien maagden, (Mattheüs 25:1-12).

  
/ 114  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.