Das Obras de Swedenborg

 

Echtelijke Liefde # 129

Estudar Esta Passagem

  
/ 535  
  

129. X. Dat de Kerk is uit de Heer en bij hen die tot Hem gaan en leven volgens Zijn geboden.

Heden ten dage wordt het niet ontkend dat de Kerk van de Heer is en dat zij, omdat zij van de Heer is, uit de Heer is.

Dat zij is bij hen die tot Hem gaan, komt omdat Zijn Kerk in de christelijke wereld is uit het Woord en het Woord is uit Hem en wel zodanig uit Hem dat het Hijzelf is.

Daar is het Goddelijk Ware verenigd met het Goddelijk Goede en dit is ook de Heer.

Niet iets anders wordt er verstaan onder ‘het Woord dat was bij God en het Woord was God, waaruit de mensen het Leven en het Licht hebben en het Woord is Vleesgeworden’, (Johannes 1:1-14).

En verder, dat zij is bij hen die tot Hem gaan, komt omdat zij is bij hen die in Hem geloven.

En geloven dat Hij is God Zaligmaker en Verlosser, Jehovah de Gerechtigheid, de Deur waardoor men binnen moet gaan in de schapenstal, dat wil zeggen, in de Kerk, de Weg, de Waarheid en het Leven, dat niemand tot de Vader komt dan door Hem, dat de Vader en Hij één zijn en meer dingen die Hijzelf leert; deze dingen geloven, zeg ik, kan niemand dan alleen uit Hem.

Dat men het niet kan tenzij men tot Hem gaat, komt omdat Hij de God van hemel en aarde is, zoals Hij eveneens leert.

Tot wie anders moet men gaan en tot wie anders kan men gaan?

Dat zij is bij hen die volgens Zijn geboden leven, komt omdat er met anderen geen verbinding is; Hij zegt immers: ‘Wie Mijn geboden heeft en ze doet, die is het die Mij liefheeft; en Ik zal hem liefhebben en woning bij hem maken; wie Mij echter niet liefheeft, bewaart Mijn geboden niet’, (Johannes 14:21-24).

De liefde is de verbinding en de verbinding met de Heer is de Kerk.

  
/ 535  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

A Bíblia

 

Johannes 14:21-24

Estude

      

21 Die Mijn geboden heeft, en dezelve bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en die Mij liefheeft, zal van Mijn Vader geliefd worden; en Ik zal hem liefhebben, en Ik zal Mijzelven aan hem openbaren.

22 Judas, niet de Iskariot, zeide tot Hem: Heere, wat is het, dat Gij Uzelven aan ons zult openbaren, en niet aan de wereld?

23 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Zo iemand Mij liefheeft, die zal Mijn woord bewaren; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen tot hem komen, en zullen woning bij hem maken.

24 Die Mij niet liefheeft, die bewaart Mijn woorden niet; en het woord dat gijlieden hoort, is het Mijne niet, maar des Vaders, Die Mij gezonden heeft.