100. Aangezien nu geen verbinding, die een werkelijke verbinding is, bestaanbaar is, tenzij die wederkerig en onderling plaatsvindt, is de verbinding van de Heer en de mens geen andere, zoals duidelijk blijkt uit de volgende plaatsen:
‘Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die blijft in Mij en Ik in hem’, (Johannes 6:56);
‘Blijft in Mij, en Ik in u; die in Mij blijft en Ik in hem, die draagt veel vrucht’, (Johannes 15:4-5);
‘Indien iemand de deur opent, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij’, (Apocalyps 3:20),
behalve elders. Deze verbinding wordt daardoor bewerkt, dat de mens tot de Heer nadert, en de Heer tot hem; want het is een zekere en onveranderlijke wet, dat voor zoveel de mens tot de Heer nadert, voor evenzoveel de Heer tot de mens nadert; maar hierover zal men meer zien in het hoofdstuk over de naastenliefde en het geloof.
