163. Wie het leven van de naastenliefde en van het geloof leeft, die doet dagelijks boete. Hij denkt na over de boze dingen die bij hem zijn, erkent ze, wacht zich daarvoor en smeekt de Heer om hulp. De mens immers glijdt vanuit zich aanhoudend af, maar door de Heer wordt hij aanhoudend opgericht en tot het goede geleid. Zulk een staat hebben zij die in het goede zijn, diegenen echter die in het boze zijn glijden aanhoudend af en worden eveneens aanhoudend door de Heer opgeheven, maar slechts daarvan afgeleid, opdat zij niet in de ergste boze dingen vallen, waarnaar zij vanuit zich met alle inspanning streven.

143. Verse 16. Repent, signifies dissociation from these. This is evident from the signification of "repent," as being in reference to the things signified by "the doctrine of Balaam," and by "the doctrine of the Nicolaitans," to be dissociated from them. Nor is repentance anything else; for no one repents unless he actually separates himself from the things of which he has repented; and he separates himself from them only when he shuns them and turns away from them. (That this is repentance or penitence, see The Doctrine of the New Jerusalem 159-172.)

165. Except they repent of their works, signifies except they separate themselves from them. This is evident from the signification of "repenting," as being to separate oneself from falsities (of which see above, n. 143); also from the signification of "works," which are here whoredoms with Jezebel, by which are signified the reception of falsities (of which see just above, n. 163. To separate oneself from these is to repent, and to repent is to refrain from evils and falsities, and afterwards to shun them and to have them in aversion (See The Doctrine of the New Jerusalem 161, 165, 169)