Van Swedenborgs Werken

 

Engelenwijsheid over de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid #73

Bestudeer deze passage

  
/ 432  
  

73. HET GODDELIJKE IS IN ALLE TIJD ZONDER TIJD.

Zoals het Goddelijke is in alle ruimte zonder ruimte, zo is het in alle tijd zonder tijd, want niet iets wat aan de natuur eigen is kan aan het Goddelijke worden toegekend, en eigen aan de natuur is meetbaar, eender de tijd. De tijd wordt gemeten door dagen, weken, maanden, jaren, en eeuwen; en de dag door uren, de week en maand door dagen en het jaar door de vier jaargetijden, en de eeuwen door jaren. Deze meting trekt de natuur vanuit het schijnbare rondcirkelen en de jaarlijkse beweging van de zon van de wereld. Anders is het echter in de geestelijke wereld; daar verschijnen de voortgangen van het leven eender in de tijd; want zij leven daar tussen elkaar zoals de mensen van de wereld tussen elkaar leven, wat niet voorkomt zonder de schijnbaarheid van tijd. Maar de tijd wordt daar niet onderscheiden in tijden zoals in de wereld, want de Zon van hen is bestendig in het oosten, en beweegt zich nooit van hen vandaan; want het is de Goddelijke Liefde van de Heer die als Zon daar verschijnt. Vandaar hebben zij niet dagen, weken, maanden, jaren, eeuwen, maar in plaats daarvan zijn er staten van leven waardoor er onderscheiding is, en die niet een onderscheiding in tijden, maar in staten genoemd kan worden. Vandaar is het dat de engelen niet weten wat tijd is, en dat zij, wanneer dat wordt genoemd, in plaats ervan de staat doorvatten; en daar de staat de tijd bepaalt, is de tijd slechts een schijnbaarheid; want het verkwikkelijke van de staat maakt dat de tijd kort schijnt en het onverkwikkelijke van de staat maakt dat de tijd lang schijnt. Hiervanuit is het duidelijk dat de tijd daar niet is, tenzij dan als het hoedanige van de staat. Daarvanuit is het dat door uren, dagen, weken, maanden, en jaren in het Woord staten worden aangeduid, en de voortgangen ervan in een reeks en in een samenvatting; en wanneer van tijden wordt gesproken met betrekking tot de Kerk, dat onder de morgen ervan de eerste staat wordt verstaan, onder de middag het volle ervan, onder de avond de afneming ervan, en onder de nacht het einde ervan. De vier jaargetijden: lente, zomer, herfst, en winter hebben een soortgelijke betekenis

  
/ 432  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Commentaar

 

Noon

  

'Noon' signifies the full state of the church. It also signifies wisdom in its most luminous state. 'Noon' denotes a state of light, because the times of the day, 'morning, noon, and evening,' correspond to enlightenment in the other life. Enlightenment in that life is the enlightenment of intelligence and wisdom, because the light of heaven is intelligence and wisdom. The changes of enlightenment in the other life are described as 'morning, noon, and evening' on the earth. States of shade, like the evening, happen not because of the sun in that world, or the Lord, who always shines, but from the angels' sense of self. As they are let into their sense of self, they come into a state of shade or evening. As they are elevated from their sense of self, or into the celestial selfhood, they come into a state of light. This is why noon corresponds to a state of light.

(Referenties: Divine Love and Wisdom 73)


Commentaar

 

Seasons of the year

  

'The seasons of the year' signifies the states of the church.

(Referenties: Divine Love and Wisdom 73)