Van Swedenborgs Werken

 

Engelenwijsheid over de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid #264

Bestudeer deze passage

  
/ 432  
  

264. DE OORSPRONG VAN HET BOZE IS VANUIT HET MISBRUIK VAN DE VERMOGENS DIE DE MENS EIGEN ZIJN, EN REDELIJKHEID EN VRIJHEID WORDEN GENOEMD.

Onder de redelijkheid wordt het vermogen verstaan van de ware dingen en vandaar de valse dingen te verstaan, en de goede dingen en vandaar de boze dingen; en onder de vrijheid wordt het vermogen verstaan van die dingen in vrijheid te denken, te willen en te doen. Vanuit het voorafgaande kan vaststaan en vanuit de volgende dingen zal verder vaststaan dat elk willekeurig mens uit de schepping en vandaar uit geboorte deze twee vermogens heeft, en dat die uit de Heer zijn; en dat ze niet worden weggenomen, en dat het vanuit de schijn is dat de mens denkt, spreekt, wil en doet zoals vanuit zich; en dat de Heer in die vermogens woont bij ieder willekeurig mens. Vanuit die verbinding leeft de mens in het eeuwige, en dat de mens door die vermogens, en niet zonder die, hervormd en wederverwekt kan worden; voorts dat de mens daardoor van de beesten wordt onderscheiden.

  
/ 432  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Van Swedenborgs Werken

 

Engelenwijsheid over de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid #425

Bestudeer deze passage

  
/ 432  
  

425. 20. Niettemin blijft het vermogen van verstaan, dat de redelijkheid wordt genoemd en het vermogen van handelen, dat de vrijheid wordt genoemd. Over dit tweetal vermogens die de mens heeft, is boven in n. 264-267 gehandeld. De mens heeft dat tweetal vermogens opdat hij van natuurlijk geestelijk kan worden, dat wil zeggen, wederverwekt worden; want, zoals boven is gezegd, het is de liefde van de mens die geestelijk wordt en wordt wederverwekt en die kan niet geestelijk worden of wederverwekt worden, tenzij zij door haar verstand weet wat het boze en wat het goede is en vandaar wat het ware en wat het valse. Wanneer zij deze dingen weet kan zij het een of ander kiezen; en indien zij het goede kiest, kan zij door haar verstand worden ingelicht omtrent de middelen waardoor zij tot het goede kan komen. Er is voorzien in alle middelen waardoor de mens tot het goede kan komen. Die middelen weten en verstaan, is vanuit de redelijkheid, en die dingen willen en doen is vanuit de vrijheid. De vrijheid is ook die dingen willen weten, verstaan en denken. Over deze vermogens die de redelijkheid en de vrijheid worden genoemd, weten niet iets diegenen die vanuit de leer van de kerk geloven dat de geestelijke of theologische dingen het verstand overstijgen, en dat zij daarom zonder het verstand geloofd moeten worden. Dezen kunnen niet anders dan het vermogen dat de redelijkheid wordt genoemd, ontkennen, en degenen die geloven vanuit de leer van de kerk dat niemand het goede kan doen uit zich en dat daarom het goede niet vanuit enige wil gedaan moet worden om behouden te worden, dezen kunnen niet anders dan vanuit het beginsel van de godsdienst die beide vermogens die de mens heeft, ontkennen. Daarom worden ook degenen die zich in die dingen hebben bevestigd, na de dood volgens hun geloof, van deze beide vermogens beroofd. In plaats dat zij in het hemels vrije hadden kunnen zijn, zijn zij in het helse vrije; en in plaats dat zij vanuit de redelijkheid in de engelenwijsheid hadden kunnen zijn, zijn zij in de helse waanzin; en wat wonderlijk is, zij erkennen dat deze beide vermogens liggen in boze dingen doen en in valse dingen denken, en weten toch niet dat het vrije van boze dingen te doen, slaafs is en het redelijke van valse dingen te denken, onredelijk is. Maar men moet terdege weten dat die beide vermogens, de vrijheid en de redelijkheid, niet van de mens zijn maar dat zij van de Heer zijn bij de mens; en dat zij de mens niet, als van hemzelf, kunnen worden toegeëigend, voorts dat zij niet aan de mens als van hemzelf kunnen worden gegeven, maar dat zij aanhoudend van de Heer bij hem zijn; maar dat zij evenwel de mens nooit worden afgenomen. De oorzaak is omdat de mens zonder die niet behouden kan worden, want zonder die kan hij niet worden wederverwekt, zoals boven is gezegd; en daarom wordt de mens uit de Kerk onderricht dat hij het ware niet kan denken uit zich, noch het goede doen uit zich. Maar omdat de mens niet anders doorvat dan dat hij het ware denkt uit zich en het goede doet uit zich, is het duidelijk dat hij moet geloven dat hij het ware denkt zoals uit zich en dat hij het goede doet zoals uit zich; want als hij dit niet gelooft dan ofwel denkt hij het ware niet, noch doet hij het goede en heeft zo geen godsdienst, ofwel hij denkt het ware en doet het goede uit zich, en kent dan wat Goddelijk is aan zich toe. Dat de mens het ware denken en het goede doen moet zoals uit zich, kan men zien in ‘de Leer des Levens voor het Nieuwe Jeruzalem’, van aanvang tot einde.

  
/ 432  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.