Van Swedenborgs Werken

 

Hemel en Hel #76

Bestudeer deze passage

  
/ 603  
  

76. Men moet echter weten dat engelen niet door iemands lichamelijke ogen gezien kunnen worden, maar door de ogen van de geest die binnenin hem is, want die is in de geestelijke wereld, terwijl alles van het lichaam zich in de natuurlijke wereld bevindt. Soort ziet soort door gelijk te zijn. Zoals iedereen weet is bovendien het gezichtsorgaan van het lichaam, het oog, zo grof gebouwd, dat het niet eens, behalve door een vergrootglas, de kleinere dingen van de natuur kan zien. Laat staan dat het de dingen die zich boven de natuurlijke sfeer bevinden kan zien, zoals alle dingen in de geestelijke wereld. Maar deze dingen kunnen gezien worden door iemand bij wie het lichamelijk gezichtsvermogen wordt verwijderd en het geestelijk gezichts vermogen wordt geopend. Dit gebeurt in een oogwenk, wanneer het de Heer behaagt dat deze dingen worden gezien. In dat geval weet de persoon niet beter dan dat hij ze met zijn lichamelijke ogen ziet. Op deze manier werden engelen gezien door Abraham, Lot, Manoach en de Profeten. Zo werd ook de Heer na de wederopstanding door de discipelen gezien en op dezelfde manier zag ik engelen. Omdat de profeten op deze manier zagen, werden ze zieners genoemd, van wie men zei dat de ogen hen geopend waren (I Samuel 9:9; Numeri 24:3); het tot stand brengen van dit gezichtsvermogen werd de ogen openen genoemd, zoals bij de knecht van Eliza geschiedde, over wie we lezen: Toen bad Eliza: Heer, open toch zijn ogen, opdat hij ziet. En de Heer opende de ogen van de knecht en hij zag en zie, de berg was vol vurige paarden en wagens rondom Eliza. (2 Koningen 6:17)

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.

Van Swedenborgs Werken

 

Divine Love and Wisdom #19

Bestudeer deze passage

  
/ 432  
  

19. The presence of infinite things in God is even more obvious to angels because of the heavens where they live. The whole heaven, made up of millions of angels, is like a person in its overall form. Each individual community of heaven, large or small, is the same; and therefore an angel is a person. An angel is actually a heaven in its smallest form (see Heaven and Hell 51-87 [51-86]).

Heaven is in this form overall, regionally, and in individuals because of the divine nature that angels accept, since the extent to which angels accept the divine nature determines the perfection of their human form. This is why we say that angels are in God and that God is in them, and that God is everything to them.

The multiplicity of heaven is indescribable; and since it is Divinity that makes heaven, and therefore Divinity is the source of that indescribable multiplicity, we can see quite clearly that there are infinite things in that quintessential Person who is God.

  
/ 432  
  

Thanks to the Swedenborg Foundation for the permission to use this translation.