Van Swedenborgs Werken

 

Hemel en Hel #552

Bestudeer deze passage

  
/ 603  
  

552. Wanneer de mens zodanig is na de dood, is hij niet meer een mens geest, zoals in zijn eerste staat (waarover boven in nr. 491-498), maar een werkelijke geest, want hij, die werkelijk een geest is, heeft een gezicht en lichaam overeenkomende met zijn innerlijke dingen, die van het gemoed zijn en dus is zijn uitwendige vorm het type of beeld van zijn innerlijk. Deze toestand wordt bereikt, nadat de eerste en de tweede staat doorgegaan zijn, en dan kan met één oogopslag de aard van de geest onderkend worden, niet alleen aan het gezicht, maar ook aan het lichaam, de spraak en de gebaren. Daar hij nu zichzelf is, kan hij nergens anders zijn dan waar zijn gelijken zijn, want in de geestelijke wereld is een algemene mededeling van genegenheden en gedachten, zodat een geest naar zijn gelijken geleid wordt als ware het uit zichzelf, omdat hij hen zoekt uit zijn eigen genegenheid en het aangename daarvan. Hij keert zich tot hen, want zo ademt hij zijn leven of haalt vrij adem, hetgeen niet zo is wanneer hij zich naar een andere richting wendt. Men dient te weten dat de gemeenschap met anderen in de geestelijke wereld geschiedt volgens de wending van het gelaat en dat ieder voortdurend diegenen voor zijn gelaat heeft, die in gelijke liefde als hijzelf zijn. Dit blijft geschieden in elke wending van het lichaam (zie 151). andaar dat alle helse geesten zich afkeren van de Heer naar de diepe duisternis, een duisternis die in de geestelijke wereld dezelfde plaats inneemt als de zon en de maan in de natuurlijke wereld. Vandaar ook dat de engelen van de hemel zich naar de Heer keren als naar de zon en de maan van de hemel (zie nr. 123, 143, 144, 151). it deze beschouwingen kan nu opgemaakt worden dat allen die in de hellen zijn, in boosheden en daaruit voortvloeiende valsheden zijn, en ook dat zij naar hun eigen begeerten gekeerd zijn.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemel en Hel #123

Bestudeer deze passage

  
/ 603  
  

123. Aangezien de Heer in de hemel als Zon verschijnt vanwege de Goddelijke liefde die in Hem en van Hem is, wenden allen die in de hemel zijn zich voortdurend naar Hem toe. Die in het hemelse koninkrijk zijn wenden zich naar Hem toe als naar een Zon, die in het geestelijke koninkrijk als naar een Maan. Maar zij in de hel keren zich naar de donkerte en dichte duisternis, wat in tegenovergestelde richting is, dus zij keren de Heer hun rug toe. Dit komt omdat allen die in de hel zijn, in eigenliefde en liefde voor de wereld verkeren, dus tegen de Heer zijn. Zij die zich naar de dichte duisternis wenden, dat wil zeggen naar de plaats waar de zon van de aarde is, zijn achter in de hel en worden genii genoemd, terwijl zij die zich naar het donkere wenden waar de maan is, meer voor in de hel zijn en geesten worden genoemd. Daarom wordt van hen die in de hel zijn gezegd dat zij in duisternis zijn en van hen die in de hemel zijn, dat zij in het licht zijn. Duisternis betekent valsheid uit het kwade en licht waarheid uit het goede. Dat zij zich zo wenden komt omdat iedereen in het andere leven zich richt tot hetgeen in zijn innerlijk heerst, dus tot zijn liefde, en het is het innerlijk dat vormgeeft aan het gelaat van een engel of geest. In de geestelijke wereld bestaan geen vaste windstreken zoals in de natuurlijke wereld, maar het aangezicht is wat de ligging daarvan bepaalt. Ook de mens wendt zich geestelijk op dezelfde manier als een geest dat doet. Iemand die in eigenliefde en liefde tot de wereld verkeert, wendt zich van de Heer af, en naar de Heer toe indien hij in liefde tot Hem en tot de naaste is. De mens weet dit echter niet omdat hij in de natuurlijke wereld is, waar de windstreken zijn bepaald door het op- en ondergaan van de zon. Daar dit echter door de mens moeilijk te begrijpen is, zal het later verder uitgelegd worden als we het hebben over richting, ruimte en tijd in de hemel.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.