Van Swedenborgs Werken

 

Hemel en Hel #475

Bestudeer deze passage

  
/ 603  
  

475. Verder moet worden opgemerkt dat de gehele mens in de daden of werken te voorschijn komt en dat zijn wil en gedachten, of zijn liefde en geloof, die zijn innerlijk vormen, niet volmaakt zijn totdat zij in daden of werken bestaan die zijn uiterlijk uitmaken. Want daden of werken zijn de uitersten, waarin de wil en gedachten eindigen en zonder welke zij zijn als onvolledige dingen, die nog niet bestaan en dus niet in de mens zijn. Denken en willen zonder te handelen wanneer er gelegenheid is, zijn gelijk aan een ontvlamd iets dat opgesloten wordt in een pot, en uitgedoofd wordt; of gelijk zaden die in het zand zijn geworpen en niet ontkiemen, maar ondanks hun vruchtbaarheid vergaan. Wanneer echter denken en willen overgaan tot handelen, zijn zij gelijk aan een vlammend voorwerp, dat hitte en licht rondom zich verspreidt, of gelijk aan zaad in de grond dat opgroeit tot een boom of bloem en een bestaan verkrijgt. Iedereen weet dat iets willen en niet doen als er de gelegenheid bestaat, in werkelijkheid niet gewild is, en dat het goede liefhebben en niet doen indien de middelen er voor bestaan, in werkelijkheid is het goede niet liefhebben; dus dat het alleen een mening was die hij wil en liefheeft, en dus alleen gedacht is afgescheiden van wil of liefde en spoedig verdwijnt en tot niets komt. Liefde en wil zijn de eigenlijke ziel van daden en werken, en deze vormt zichzelf een lichaam in de zuivere en juiste daden die de mens doet. Het geestelijk lichaam of het lichaam van de geest van de mens heeft geen andere oorsprong, dat wil zeggen, het is door niets anders gevormd dan door dat wat de mens doet met zijn liefde of zijn wil (zie nr. 463). n één woord, al wat tot een mens en zijn geest behoort, is opgesloten in zijn daden of werken.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.

Van Swedenborgs Werken

 

The Last Judgement #31

Bestudeer deze passage

  
/ 74  
  

31. A person's natural life counts for nothing, but it is his spiritual life in the natural life which does, since the natural is by itself lifeless. The life it appears to have comes from the life of the spiritual man. It is this which is judged, and it is a person's spiritual element which is meant by 'being judged according to one's deeds'. On all this see HEAVEN AND HELL, in the chapter entitled 'A person's nature after death is determined by his life in the world' (470-484).

  
/ 74  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.