Van Swedenborgs Werken

 

Hemel en Hel #23

Bestudeer deze passage

  
/ 603  
  

23. De liefde waarin zij verkeren die in het hemelse koninkrijk zijn, wordt de hemelse liefde genoemd en is liefde tot de Heer. En zij die in het geestelijke koninkrijk zijn, verkeren in de liefde die geestelijk wordt genoemd, wat liefde tot de naaste is. En aangezien al het goede van liefde is, want alles wat iemand liefheeft is voor hem het goede, wordt daarom het goede van het ene koninkrijk het hemelse goede genoemd, en het goede van de andere het geestelijke goede. Daaruit blijkt in welk opzicht de twee koninkrijken van elkander verschillen, namelijk op dezelfde manier als het goede van liefde tot de Heer verschilt van het goede van liefde tot de naaste. Dus omdat het goede van liefde tot de Heer een innerlijk goed is, en die liefde een innerlijke liefde, zijn de hemelse engelen innerlijke engelen, en worden zij hogere engelen genoemd.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.

Van Swedenborgs Werken

 

Apocalyps Onthuld #276

Bestudeer deze passage

  
/ 962  
  

276. Hebbende eenieder citers, betekent de belijdenis van het Goddelijk Menselijke van de Heer vanuit de geestelijke ware dingen.

Het is bekend dat de belijdenissen van Jehovah in de tempel van Jeruzalem met gezang en tevens met muziekinstrumenten werden gehouden, die overeenstemden; de instrumenten waren voornamelijk: trompetten, trommels, luiten en citers; de hemelse goede en ware dingen stemden overeen met de trompetten en de trommels en de geestelijke goede en ware dingen met de luiten en de citers; de overeenstemmingen waren met de klanken ervan; wat het hemels goede en ware is en wat het geestelijk goede en ware, zie het werk ‘Hemel en Hel’, nrs. 13-19, 20-28.

Dat de citers betekenen de belijdenissen van de Heer vanuit de geestelijke ware dingen, kan vaststaan uit deze plaatsen:

‘Belijdt Jehovah met de citer, psalmzingt Hem op de tiensnarige luit, (Psalm 33:2, 3).

‘Ik zal U belijden met de citer, o God, mijn God’, (Psalm 43:3, 4).

‘Ik zal U belijden met het instrument van de luit, ik zal U zingen met de citer, o Heilige Israëls’, (Psalm 71:22).

‘Wek mij op, gij luit en citer, ik zal U belijden onder de natiën, Heer’, (Psalm 57:8-10; 108:2-4).

‘Antwoordt Jehovah met belijdenis, psalmzingt onze God met de citer’, (Psalm 147:7).

‘Het is goed Jehovah te belijden op de luit en op de tokkelslag met de citer’, (Psalm 92:2-4).

‘Juicht Jehovah, gij gehele aarde, zingt Jehovah, met de citer, met de citer en met de stem des gezangs’, (Psalm 98:4-6) en in vele andere plaatsen, zoals in, (Psalm 49:5; 137:1, 2; Job 30:31; Jesaja 24:7-9; 30:31, 32; Openbaring 14:2; 18:22).

Aangezien de citer overeenstemde met de belijdenis van de Heer en de boze geesten haar niet uithouden, verjoeg daarom David met de citer de boze geest uit Saul, (1 Samuël 16:14-16, 23).

Dat het niet citers waren, maar dat de belijdenissen van de Heer door Johannes werden gehoord zoals citers, zie nr. 661.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl