Van Swedenborgs Werken

 

Hemel en Hel #2

Bestudeer deze passage

  
/ 603  
  

2. DE HEER IS DE GOD VAN DE HEMEL

Wemoeten eerst weten wie de God van de hemel is, omdat al het overige daarvan afhangt. Overal in de gehele hemel wordt geen ander erkend als God van de hemel dan de Heer alleen. Daar zeggen ze, net als Hij zelf leerde: Hij is een met de Vader; dat de Vader in Hem is, en Hij in de Vader is; en dat die Hem zien, de Vader zien; en dat al het Heilige uit Hem voortgaat Johannes 10:30, 38; 14:9-11; 16:13-15). Ik heb hier heel vaak met engelen over gesproken en steeds zeiden ze dat men in de hemel het Goddelijke onmogelijk in drieën kan verdelen, aangezien men weet en aanvoelt dat het Goddelijke Één is, en dat het één is in de Heer. Zij zeiden ook dat diegenen die uit de wereld komen van een kerk met het idee van drie Godheden, niet in de hemel kunnen worden toegelaten, want hun gedachten dwalen van de een naar de ander en het is niet toegestaan drie te denken en één te zeggen. Dit is omdat iedereen in de hemel vanuit de gedachten spreekt; want daar bestaat gedachten-spraak of een sprekend denken. Zodoende kunnen zij die in de wereld het Goddelijke in drieën hebben verdeeld en van ieder een afzonderlijk idee hebben aangenomen en dit niet in de Heer hebben verenigd en centraal gesteld, niet opgenomen worden. Want in de hemel vindt communicatie plaats van alle gedachten en daarom zou iemand die daar kwam en drie zou denken maar één zeggen, onmiddellijk ontdekt en verwijderd worden. Het is echter belangrijk dat men weet dat iedereen die niet het ware van het goede (of het geloof van de liefde) heeft gescheiden, in het andere leven het hemelse idee aanneemt dat hem over de Heer onderwezen wordt, dat Hij de God van het heelal is. Heel anders echter is het met hen die geloof en leven hebben gescheiden, dat is, die niet volgens de principes van een waar geloof geleefd hebben.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.

Van Swedenborgs Werken

 

Heaven and Hell #78

Bestudeer deze passage

  
/ 603  
  

78. It Is Owing to the Lord's Divine Human That Heaven, in Its Entirety and in Its Parts, Reflects a Person

This conclusion - that it is owing to the Lord's divine human that heaven, in its entirety and in its parts, reflects a person - follows from all the things that have been presented in the preceding chapters:

(1) the Lord is God of heaven [2-6];

(2) it is the Lord's divine nature that makes heaven [7-12];

(3) the heavens are made up of countless communities, and each community is a heaven in smaller form and each angel a heaven in smallest form [41-58];

(4) the whole heaven, grasped as a single entity, reflects a single individual [59-67];

(5) each community in the heavens reflects a single individual [68-72];

(6) therefore every angel is in perfect human form [73-77]. All these propositions lead to the conclusion that because the Divine is what makes heaven, the Divine is human in form.

It may be seen with somewhat greater clarity that this is the Lord's divine human from the references to Secrets of Heaven at the close of this chapter, since this collection provides a condensation. It can also be seen from these references that the Lord's human is divine, contrary to the belief in the church that it is not. This may be seen as well from the material about the Lord at the close of The New Jerusalem and Its Heavenly Teaching.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Foundation for the permission to use this translation.