Van Swedenborgs Werken

 

Goddelijke Voorzienigheid #7

Bestudeer deze passage

  
/ 340  
  

7. IV. Het is van de Goddelijke Voorzienigheid dat al het geschapene in de samenstelling en in het deel een zodanig éne moet zijn; en indien dit het niet is, dat dit het wordt; dat wil zeggen, dat in al het geschapene iets moet zijn vanuit de Goddelijke Liefde en tegelijk vanuit de Goddelijke Wijsheid, of, wat hetzelfde is, dat in al het geschapene het goede en het ware moet zijn, of de verbinding van het goede en het ware. Aangezien het goede is van de liefde en het ware is van de wijsheid, zoals boven in n. 5 is gezegd, zal daarom in wat volgt voor ‘de liefde en de wijsheid’ hier en daar worden gezegd ‘het goede en het ware’, en voor ‘de vereniging van de liefde en de wijsheid’, ‘het huwelijk van het goede en het ware’.

  
/ 340  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Engelenwijsheid over de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid #83

Bestudeer deze passage

  
/ 432  
  

83. DE GODDELIJKE LIEFDE EN DE GODDELIJKE WIJSHEID VERSCHIJNEN IN DE GEESTELIJKE WERELD ALS ZON.

Er zijn twee werelden, de geestelijke en de natuurlijke; en de geestelijke wereld trekt niet wat ook vanuit de natuurlijke wereld, noch de natuurlijke wereld vanuit de geestelijke wereld; zij zijn geheel en al onderscheiden. Zij hebben alleen verbinding door overeenstemmingen, en hoedanig die zijn, werd elders met veel dingen getoond. Om dit te illustreren dient dit voorbeeld: de warmte in de natuurlijke wereld stemt overeen met het goede van de naastenliefde in de geestelijke wereld, en het licht in de natuurlijke wereld stemt overeen met het ware van het geloof in de geestelijke wereld. Dat de warmte en het goede van de naastenliefde, en het licht en het ware van het geloof geheel en al onderscheiden zijn, wie ziet dit niet? Op het eerste gezicht verschijnen ze zo onderscheiden zoals twee geheel en al uiteenlopende dingen; zo verschijnen ze, als gedacht wordt wat het goede van de naastenliefde gemeen heeft met de warmte, en wat het ware van het geloof met het licht; terwijl toch de geestelijke warmte dat goede is, en het geestelijk licht dat ware. Hoewel deze dingen zo onderscheiden in zich zijn, maken zij niettemin één door overeenstemming. Zij maken aldus één dat als de mens in het Woord warmte en licht leest, de geesten en engelen die bij de mens zijn, dan voor de warmte de naastenliefde doorvatten en voor het licht het geloof. Dit voorbeeld is aangevoerd opdat men zal weten dat de twee werelden, de geestelijke en de natuurlijke, zodanig gescheiden zijn dat zij tussen elkaar niets gemeen hebben; maar toch zijn zij zo geschapen dat ze gemeenschap hebben, ja zelfs verbonden worden, door overeenstemmingen.

  
/ 432  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.