Van Swedenborgs Werken

 

Goddelijke Voorzienigheid #322

Bestudeer deze passage

  
/ 340  
  

322. Elk mens kan hervormd worden en er is niet zoiets als een voorbeschikking.

De gezonde rede dicteert dat allen zijn voorbestemd tot de hemel en niemand tot de hel. Allen zijn immers als mensen geboren en vandaar is het beeld van God in hen. Het beeld van God in hen is, dat zij het ware kunnen verstaan en dat ze het goede kunnen doen. Het ware kunnen verstaan is vanuit de Goddelijke Wijsheid en het goede kunnen doen is vanuit de Goddelijke Liefde. Dit vermogen is het beeld van God, dat blijft bij de gezonde mens en niet wordt ontworteld. Vandaar komt het dat hij een burgerlijk en zedelijk mens kan worden, en wie burgerlijk en zedelijk is, kan ook geestelijk worden, want het burgerlijke en het zedelijke is de ontvanger van het geestelijke. Van zo iemand wordt gezegd dat hij een burgerlijk mens is als hij die wetten van zijn rijk waar hij burger is, weet en daarnaar leeft; en van hem wordt gezegd dat hij een zedelijk mens is die de wetten tot zijn zeden en zijn deugden maakt en vanuit de rede daarnaar leeft. Nu zal ik zeggen hoe het burgerlijk en zedelijk leven de ontvanger is van het geestelijk leven. Leef die wetten niet slechts als burgerlijke en zedelijke wetten, maar ook als Goddelijke wetten en u zult een geestelijk mens zijn. Er is nauwelijks een natie zo barbaars, die niet door wetten heeft verordend dat niet gedood mag worden, niet gehoereerd met de echtgenote van iemand anders, niet gestolen, niet vals getuigd, niet geschonden wat van een ander is. Deze wetten houden de burgerlijke en zedelijke mens opdat hij een goede burger zal zijn of schijnt; maar indien hij die wetten tegelijk tot Goddelijke wetten maakt, wordt hij een burgerlijk en zedelijk geestelijk mens. Het verschil is dat deze niet slechts een goede burger van het aardse koninkrijk is, maar ook een goede burger van het hemelse koninkrijk; eerstgenoemde echter een goede burger van het aardse koninkrijk echter niet van het hemels koninkrijk. De goede dingen die zij doen maken onderscheid tussen hen; de goede dingen die de burgerlijk en zedelijk natuurlijke mens doet, zijn niet goed in zich, immers de mens en de wereld is daarin. De goede dingen die de burgerlijk en zedelijk geestelijke mens doet, zijn goed in zich, omdat de Heer en de hemel daarin is. Hieruit kan vaststaan dat ieder mens omdat hij geboren is opdat hij burgerlijk en zedelijk natuurlijk kan worden, ook geboren is opdat hij burgerlijk en zedelijk geestelijk kan worden. Het ligt slechts daarin dat hij God erkent en de boze dingen niet doet omdat die tegen God zijn, maar de goede dingen doet omdat die met God zijn. Hierdoor komt de geest in zijn burgerlijke en zedelijke dingen en leven zij, maar zonder dat is er niet enige geest daarin en leven ze vandaar niet. Daarom wordt de natuurlijke mens hoezeer hij ook burgerlijk en zedelijk handelt, dood genoemd, maar de geestelijke mens levend. Het is vanuit de Goddelijke Voorzienigheid van de Heer dat elke natie de een of andere godsdienst heeft; en het primaire van elke godsdienst is de erkenning dat God is, want anders wordt het geen godsdienst genoemd; en elke natie die haar godsdienst leeft, dat wil zeggen, die het boze niet doet omdat het tegen haar God is, neemt enig geestelijke in haar natuurlijke op. Wie, wanneer hij de een of andere heiden hoort zeggen dat hij dit of dat boze niet wil doen omdat het tegen zijn God is, zegt niet bij zichzelf: wordt deze mens niet gezaligd; het schijnt alsof het niet anders kan; dit dicteert hem de gezonde rede. Omgekeerd, wie, wanneer hij een Christen hoort zeggen: dit en dat boze acht ik voor niets; wat heeft het te betekenen dat er gezegd wordt dat het tegen God is, zegt niet bij zichzelf: wordt deze mens wel gezaligd; het schijnt alsof het niet kan; ook dit dicteert de gezonde rede. Indien hij zegt: Ik ben als Christen geboren, ik ben gedoopt, ik ken de Heer, ik heb het Woord gelezen, ik heb aan het Sacrament van het Avondmaal deelgenomen; zijn deze dingen iets wanneer hij de moorden of de wraakgevoelens die daarnaar hijgen, de echtbreuken, de heimelijke diefstallen, de valse getuigenissen of de leugens en de verschillende gewelddadigheden niet tot zonden maakt, denkt zo iemand wel over God of over enig leven; denkt hij dat zij bestaan; dicteert niet de gezonde rede dat zo iemand niet gezaligd kan worden. Deze dingen werden van de Christen gezegd, omdat de heiden meer dan de Christen vanuit godsdienst in zijn leven over God denkt. Maar hierover zal meer worden gezegd in de volgende dingen in deze orde:

1. Het einddoel van de schepping is de hemel vanuit het menselijk geslacht.

2. Vandaar is vanuit de Goddelijke Voorzienigheid, dat ieder mens gezaligd kan worden, en dat diegenen gezaligd worden die God erkennen en goed leven.

3. De mens zelf is in de schuld indien hij niet wordt gezaligd.

4. Zo zijn allen voorbeschikt tot de hemel en niemand tot de hel.

  
/ 340  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

Commentaar

 

De grote ideeën

Door New Christian Bible Study Staff (machine vertaald in Nederlands)

A girl gazes into a lighted globe, showing the solar system.

Hier zijn we in de 21e eeuw. We weten dat het universum een enorme plek is. We barsten van de wetenschappelijke kennis. Maar hoe gaat het met de even grote ideeën? Onze menselijke samenlevingen lijken ze uit te wissen, of te negeren - misschien denken we dat we het te druk hebben voor hen.

Hier op de site van de Nieuwe Christelijke Bijbelstudie zullen we de trend doorbreken. We willen de grote ideeën onderzoeken die ons een kader bieden voor een beter leven. Hier is een begin gemaakt met een lijst van grote ideeën vanuit een nieuw christelijk perspectief. Voor elk idee is er een voetnoot die enkele referenties in de theologische werken van Zwedenborg opsomt:

1. God bestaat. Slechts één God, die het hele universum in al zijn dimensies, spiritueel en fysiek, heeft geschapen en in stand houdt. 1

2. Gods essentie is de liefde zelf. Het is de kracht die alles aandrijft. 2

3. Gods essentie ontstaat, dat wil zeggen, het bestaat, in en door de schepping. 3

4. Er zijn niveaus, of graden, van de schepping - variërend van spirituele niveaus die we niet kunnen detecteren met onze fysieke zintuigen of sensoren, tot het niveau van het fysieke universum waar het grootste deel van ons bewustzijn is wanneer we hier leven. 4

5. Het geschapen universum gaat uit van God, en het wordt door God ondersteund, maar op een belangrijke manier staat het los van God. Hij wil dat het gescheiden is, zodat de vrijheid kan bestaan. 5

6. God werkt vanuit de liefde door middel van wijsheid - gewillige goede dingen, en het begrijpen van hoe ze tot stand te brengen. 6

7. Het fysieke niveau van de schepping bestaat om de mens de mogelijkheid te bieden in vrijheid te kiezen, met rationaliteit, al dan niet te erkennen en samen te werken met God. 7

8. God geeft alle mensen overal, ongeacht hun religie, de vrijheid om te kiezen voor een leven van liefde voor God en voor de naaste. 8

9. God houdt van iedereen. Hij weet dat het ware geluk alleen komt als we onzelfzuchtig zijn; als we echt gemotiveerd zijn door een liefde van de Heer die gegrond is in een liefde voor de naaste. Hij probeert iedereen te leiden, maar zal ons niet dwingen om tegen onze wil te volgen. 9

10. God oordeelt niet over ons. Hij vertelt ons wat goed is, en wat slecht, en stroomt in onze gedachten om ons naar het goede te leiden. We zijn echter vrij om zijn leiding te verwerpen, en in plaats daarvan kiezen we ervoor om het meest van onszelf te houden. Dag na dag creëren we gewoontes van vrijgevigheid of van egoïsme en leven we een leven in overeenstemming met die gewoontes. Die gewoontes worden de echte "wij", onze heersende liefde. 10

11. Onze fysieke lichamen sterven uiteindelijk, maar het spirituele deel van onze geest blijft doorgaan. Het werkt al op een spiritueel vlak, maar ons bewustzijn verschuift - zodat we ons volledig bewust worden van de spirituele realiteit. 11

Voetnoten:

Van Swedenborgs Werken

 

Ware Christelijke Religie #490

Bestudeer deze passage

  
/ 853  
  

490. Dat al hetgeen God geschapen heeft, goed was, blijkt uit het eerste hoofdstuk van Genesis, waar gezegd wordt in de verzen 10, 12, 18, 21, 25, ‘God zag dat het goed was’, en tenslotte in vers 31, ‘God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed’, en eveneens uit de oorspronkelijke staat van de mens in het paradijs. Dat echter het boze door de mens ontstond, blijkt uit de staat van Adam onmiddellijk volgend op of na de val, namelijk dat hij uit het paradijs verdreven werd. Hieruit blijkt duidelijk, dat wanneer de vrije keuze niet aan de mens gegeven was in de geestelijke dingen, God Zelf de oorzaak van het boze zou zijn en niet de mens, en dat dus God zowel het goede als het kwaad geschapen zou hebben; maar het is afschuwelijk te denken dat God ook het kwaad geschapen heeft. Dat God niet het kwaad schiep, omdat Hij de mens de vrije keuze in geestelijke dingen ingaf en dat Hij hem nooit enig boze inblaast, komt, omdat Hij het Goede zelf is, en omdat God hierin alomtegenwoordig is en voortdurend aandrijft en dringend verlangt aangenomen te worden, en wanneer Hij niet aangenomen wordt, Zich toch niet terugtrekt, want wanneer Hij zich zou terugtrekken, zou de mens terstond sterven, ja zelfs in een ‘niet-zijn’ vallen; want de mens heeft het leven en bestaan van alle dingen waaruit hij bestaat, uit God. Dat God niet het kwaad heeft geschapen, maar dat de mens dit binnenbracht, komt daarvandaan, dat de mens het goede, dat voortdurend van God invloeit, verdraait in het boze, en wel door zich van God af en naar zichzelf toe te wenden. Wanneer dit plaatsvindt, blijft de verlustiging van het goede, en dit wordt dan de verlustiging van het boze; want wanneer er niet een verlustiging, die als het ware soortgelijk was, overbleef, zou de mens niet kunnen leven, want de verlustiging maakt het leven van zijn liefde uit. Niettemin staan deze verlustigingen lijnrecht aan elkaar tegenovergesteld. Maar dit weet de mens niet, zolang hij in de wereld leeft, maar na de dood zal hij het weten en het ook onmiskenbaar gewaarworden; want dan wordt de verlustiging van de liefde van het goede veranderd in hemelse gelukzaligheid, maar de verlustiging van de liefde van het boze in helse verschrikking. Uit hetgeen werd aangevoerd blijkt duidelijk, dat elk mens werd voorbeschikt tot de hemel en niemand tot de hel, maar dat de mens zichzelf overlevert aan de hel door het misbruik van zijn vrije keuze in de geestelijke dingen, tengevolge waarvan hij die dingen omhelst die uit de hel opwalmen; want elk mens wordt, zoals eerder gezegd, in het midden tussen hemel en hel gehouden, opdat hij in evenwicht is tussen het goede en het kwade, en vandaar in de vrije keuze in geestelijke dingen.

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.