Van Swedenborgs Werken

 

Goddelijke Voorzienigheid #128

Bestudeer deze passage

  
/ 340  
  

128. Wie weet niet vanuit het Woord dat ieder volgens zijn daden een leven na de dood krijgt. Open het Woord en lees dat en u zult dit duidelijk zien; maar verwijder dan wel de gedachten uit het geloof en uit de rechtvaardiging door het geloof-alleen. Dat de Heer in Zijn Woord overal dat leert, daarvoor kan dit weinige dienen tot getuigenis: ‘Alle boom die niet maakt goede vrucht, zal uitgehouwen en in het vuur geworpen worden; en daarom, vanuit hun vruchten zult gij die kennen’, (Mattheüs 7:19, 20). ‘Velen zullen Mij te dien dage zeggen: Heer hebben wij niet door Uw naam geprofeteerd en in Uw naam vele krachten gedaan; maar alsdan zal Ik hun belijden: Ik ken u niet, wijkt van Mij, gij die de ongerechtigheid werkt’, (Mattheüs 7:22, 23). ‘Eenieder die deze Mijn woorden hoort en die doet, zal Ik vergelijken met een voorzichtig man, die zijn huis op een rots gebouwd heeft; maar eenieder die Mijn woorden hoort en die niet doet, zal met een dwaze man worden vergeleken, die zijn huis op de grond zonder fundament gebouwd heeft’, (Mattheüs 7:24, 26; Lukas 6:46-49). ‘De Zoon des Mensen zal komen in de heerlijkheid Zijns Vaders, en dan zal Hij eenieder vergelden naar zijn daden’, (Mattheüs 16:27). ‘Het Koninkrijk Gods zal van u worden weggenomen en zal gegeven worden aan een natie makende vruchten ervan’, (Mattheüs 21:43). ‘Jezus zei: Mijn moeder en Mijn broeders zijn dezen die horen het Woord Gods en dat doen’, (Lukas 8:21). ‘Dan zult gij beginnen te staan en aan de deur te kloppen, zeggende: Heer, Heer, doe ons open; maar antwoordende zal Hij hun zeggen: Ik ken u niet, vanwaar gij zijt, wijkt van Mij, alle gij werkers der ongerechtigheid’, (Lukas 13:25-27). ‘Zij zullen uitgaan die de goede dingen hebben gedaan tot de opstanding van het leven; die echter de boze dingen hebben gedaan, tot de opstanding van het gericht’, (Johannes 5:29). ‘Wij weten dat God de zondaars niet hoort, maar zo iemand God eert en Zijn wil doet, die hoort Hij’, (Johannes 9:31). ‘Indien gij deze dingen weet, zalig zijt gij, zo gij die doet’, (Johannes 13:17). ‘Die Mijn geboden heeft en die doet, die is het die Mij liefheeft; en Ik zal hem liefhebben en Ik zal tot hem komen en woning bij hem maken’, (Johannes 14:15, 21-24). ‘Gij zijt Mijn vrienden, indien gij doet al wat Ik u zal gebieden, Ik heb u uitverkoren opdat gij vrucht draagt en uw vrucht zal blijven’, (Johannes 15:14, 16). ‘De Heer zei tot Johannes: Schrijf aan de engel van de Kerk van Efeze: Ik ken uw werken, Ik heb tegen u, dat gij uw vorige liefde hebt verlaten; doe boete en doe de vorige werken; indien niet, Ik zal uw kandelaar vanuit zijn plaats verwijderen’, (Apocalyps 2:1, 2, 4, 5). ‘Schrijf aan de engel van de Kerk van Smyrna: Ik ken uw werken’, (Apocalyps 2:8). ‘Aan de engel van de Kerk van Pergamus schrijf: Ik ken uw werken, doe boete’, (Apocalyps 2:13, 16). ‘Aan de engel van de Kerk in Thyatire schrijf: Ik ken uw werken en naastenliefde; en uw laatste werken als meerder dan de eerste’, (Apocalyps 2:18, 19). ‘Aan de engel van de Kerk in Sardis schrijf: Ik ken uw werken, dat gij de naam hebt dat gij leeft, maar gij zijt dood, Ik heb uw werken niet volmaakt gevonden voor God; doe boete’, (Apocalyps 3:1, 2, 3). ‘Aan de engel van de Kerk die in Filadelfia is, schrijf: Ik ken uw werken’, (Apocalyps 3:7, 8). ‘Aan de engel van de Kerk van de Laodicenzen schrijf: Ik ken uw werken, doe boete’, (Apocalyps 3:14, 15, 19). ‘Ik hoorde een stem vanuit de hemel, zeggende: Schrijf: zalig de doden die in de Heer sterven, van nu aan; hun werken volgen hen’, (Apocalyps 14:13). ‘Een boek werd geopend dat des levens is; en gericht werden de doden, allen naar hun werken’, (Apocalyps 20:12, 13). ‘Ziet, Ik kom haastiglijk, en Mijn loon met Mij, opdat Ik zal geven eenieder naar zijn werk’, (Apocalyps 22:12). Deze dingen staan in het Nieuwe Testament, meer nog zijn er in het Oude Testament, waaruit ik dit alleen zal aanvoeren: ‘Sta in de poort van Jehovah en roep aldaar dit woord uit: Zo zei Jehovah Zebaoth, de God Israëls: Maakt uw wegen goed en uw werken; vertrouwt u niet op woorden van de leugen, door te zeggen: De tempel van Jehovah, de tempel van Jehovah, de tempel van Jehovah zijn dezen; zult gij door te stelen, te doden en te echtbreken en te zweren door leugen, daarna komen en staan voor Mij in dit Huis, waarop Mijn naam genoemd wordt, en zult gij zeggen: Wij zijn ontrukt, als gij die gruwelen doet; is dit Huis een spelonk van rovers geworden; ook Ik, ziet, Ik heb gezien, gezegde van Jehovah’, (Jeremia 7:1, 3, 4, 9, 10, 11).

  
/ 340  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Goddelijke Voorzienigheid #129

Bestudeer deze passage

  
/ 340  
  

129. Het is een wet van de Goddelijke Voorzienigheid dat de mens niet door uitwendige middelen zal worden gedwongen om te denken en te willen en dus zo om te geloven en lief te hebben die dingen die van de godsdienst zijn; maar dat de mens zichzelf daartoe zal leiden en soms zal dwingen.

Deze wet van de Goddelijke Voorzienigheid volgt uit de beide voorgaande, welke zijn: Dat de mens vanuit het vrije volgens de rede zal handelen, waarover n. 71-99; en dat dit zal zijn vanuit zich, hoewel uit de Heer en dus zoals uit zich, waarover in n. 100-128. Omdat gedwongen worden niet is, vanuit het vrije volgens de rede en niet is vanuit zich, maar is vanuit het niet-vrije en vanuit een ander, daarom volgt deze wet van de Goddelijke Voorzienigheid in de orde na de beide vorige. Eenieder weet ook dat niemand gedwongen kan worden om te denken wat hij niet wil denken en te willen wat zijn gedachten hem verbieden om te willen, en dus ook niet om te geloven wat hij niet gelooft en in het geheel niet wat hij niet wil geloven, en om lief te hebben wat hij niet liefheeft en in het geheel niet wat hij niet wil liefhebben. De geest van de mens immers of zijn gemoed is in de volle vrijheid van denken, willen, geloven en liefhebben. Hij is in deze vrijheid vanuit de invloed vanuit de geestelijke wereld en deze dwingt niet. De geest immers of het gemoed van de mens is in die wereld, niet echter vanuit de invloed vanuit de natuurlijke wereld, die niet wordt opgenomen, tenzij zij als één handelen. De mens kan daartoe gedreven worden om te zeggen dat hij deze dingen denkt en wil en dat hij deze dingen gelooft en liefheeft, maar indien die dingen niet van de aandoening en daaruit van de rede van hem zijn of worden, denkt, wil, gelooft en bemint hij die dingen toch niet. Ook kan de mens gedwongen worden om ten gunste van de godsdienst te spreken en om volgens deze te handelen, maar hij kan niet gedwongen worden om ten gunste van deze vanuit enig geloof te denken en om die dingen te willen vanuit enige liefde. Iedereen wordt, ook in de koninkrijken waarin de gerechtigheid en het gericht worden gerespecteerd, gedwongen om niet tegen de godsdienst te spreken en ook om niet tegen deze te handelen. Toch kan niemand worden gedwongen om ten gunste van ervan te denken en te willen, want het is in de vrijheid van eenieder te denken met de hel en te willen ten gunste ervan, maar ook te denken ten gunste van de hemel en te willen ten gunste daarvan. Maar de rede leert hoedanig de een en hoedanig de ander is, en hoedanig lot de een wacht en hoedanig lot de ander; en de wil vanuit de rede heeft de wens en de keuze. Hieruit kan vaststaan dat het uitwendige het innerlijke niet kan dwingen; soms geschiedt dit echter wel, maar dat het verderfelijk is, zal worden getoond in deze orde:

1. Niemand wordt hervormd door wonderen en tekenen, omdat ze dwingen.

2. Niemand wordt hervormd door visioenen en door gesprekken met overledenen, omdat zij dwingen.

3. Niemand wordt hervormd door bedreigingen en straffen, omdat ze dwingen.

4. Niemand wordt hervormd in staten van niet-redelijkheid en niet-vrijheid.

5. Het is niet tegen de redelijkheid en de vrijheid zichzelf te dwingen.

6. De uitwendige mens moet hervormd worden door de innerlijke mens en niet omgekeerd.

  
/ 340  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl