Van Swedenborgs Werken

 

Over het Woord #10

Bestudeer deze passage

  
/ 26  
  

10. De laatste zin van het Woord, die de letterlijke zin alleen is, stemt overeen met de baard en de hoofdharen van de mens-engel.

25. Dat de hoofdharen en de baard overeenstemmen met het laatste van het Woord kan, als het voor het eerst gezegd en gehoord wordt, wonderlijk schijnen, maar deze overeenstemming is omdat alle dingen van het Woord overeenstemmen met alle dingen van de hemel, en de hemel met alle dingen van de mensen; want de hemel in zijn samenvatting is voor de Heer zoals één mens, over welke overeenstemming men ziet in het werk Hemel en Hel [n. Hemel en Hel 87-102, 307]. Dat alle dingen van het Woord overeenstemmen met alle dingen van de hemel, werd mij te doorvatten gegeven door het volgende: de afzonderlijke hoofdstukken in het profetische Woord stemmen overeen met de afzonderlijke hemelse gezelschappen, want terwijl ik de profetische dingen in het Woord van Jesaja tot Malachia doorliep, werd het gegeven te zien dat de hemelse gezelschappen in hun orde te voorschijn werden geroepen, en zij doorvatten hieruit de met henzelf overeenstemmende geestelijke zin. Vanuit deze en andere bewijzen bleek mij dat er een overeenstemming was van de ganse hemel met het Woord in een reeks. Omdat er overeenstemming is van het Woord met de hemel, en de hemel in zijn geheel en in delen overeenstemt met de mens, is het dat het laatste van het Woord overeenstemt met het laatste van de mensen. Het laatste van het Woord is de letterlijke zin, en het laatste van de mensen zijn de hoofdharen en de baard. Vandaar is het dat mensen die het Woord ook in laatsten hebben liefgehad, na de dood met sierlijk verzorgde haren verschijnen; evenzo de engelen; zij laten ook wanneer zij engelen worden de baard groeien. Omgekeerd echter verschijnen allen die de letterlijke zin van het Woord veracht hebben, na de dood als zij geesten worden, kaal, wat een teken is dat zij zonder waarheden zijn; daarom bedekken zij, om zich niet voor anderen te schamen, hun hoofd met een tiara. Aangezien de haren en de baarden het laatste van de hemel betekenen, en vandaar ook het laatste van het Goddelijk Ware of van het Woord, wordt over de Oude van Dagen geschreven dat hij hoofdhaar had als reine wol [Daniël 7:9]; evenzo de Heer ten aanzien van het Woord, als de Zoon des Mensen in de Apocalyps 1:14. Daarom ook bestond de kracht van Simson in diens haren; en toen deze werden afgesneden, werd hij zwak. Ook het Nazireaat is verbonden met het haar, want door een nazireeër werd de Heer uitgebeeld ten aanzien van Zijn laatsten, dus ook de hemel in laatsten. Dit was de oorzaak dat 42 knapen door beren werden verscheurd omdat zij Elisa kaal noemden [2 Kon. 2:23, 24]. Elisa, evenals Elias en de overige profeten, beeldde de Heer uit ten aanzien van het Woord, en het Woord zonder de laatste zin daarvan, die de letterlijke zin is, is niet het Woord. De letterlijke zin van het Woord is als een vat gevuld met edele wijn; daarom wordt als het vat gebroken is alle wijn verspreid; en ook is de letterlijke zin van het Woord als de beenderen en de huid bij de mensen; als deze weggenomen worden valt de gehele mens uiteen. Vandaar is het dat de samenhang, ja zelfs de macht van het ganse Woord, bestaat in de laatste zin daarvan, die de letterlijke zin is, want deze zin ondersteunt en houdt al het Goddelijke Ware daar bijeen. Aangezien het kale betekent geen ware omdat het laatste daarvan er niet is, werden zij die tot de Joodse kerk behoorden toen zij Jehova verlieten en het Woord verachtten, kaal geheten, zoals bij Jeremia:

"Alle hoofd kaal, en alle baard geschoren" [Jeremia 48:37];

en bij Jesaja:

"Kaalheid op de hoofden, en de baard geschoren" [Jesaja 15:2];

en bij Ezechiël:

"Opdat hij zou scheren het hoofd en de baard met een scheermes" [Ezechiël 5:1]; en

"Op alle aangezichten schaamte, en op alle hoofden kaalheid", [Ezechiël 8:8];

en bij dezelfde:

"Alle hoofd verkaald" [Ezechiël 29:18];

en ook elders, zoals bij Amos 8:10 en bij Micha 1:16.

26. De letterlijke zin van het Woord stemt overeen met de hoofdharen; en in de overige dingen stemt deze overeen met de verschillende delen in de mens, als met diens hoofd, borst, lenden, voeten. Maar daar waar die overeenstemmingen in de letterlijke zin zijn, daar is het Woord zoals bekleed, en vandaar stemt deze overeen met de kleding voor die delen, want klederen betekenen in het algemeen ware dingen, en stemmen ook werkelijk daarmee overeen. Maar toch zijn verscheidene dingen in de letterlijke zin van het Woord naakt, dus zonder bekleding, en die dingen stemmen overeen met het aangezicht en de handen van de mens, welke delen naakt zijn. Die dingen van het Woord zijn van nut voor de leer van de kerk, omdat zij in zich geestelijk-natuurlijke ware dingen zijn. Het staat vast dat het daar niet aan ontbreekt en dat de mens ook naakte waarheden in het Woord kan vinden en zien.

  
/ 26  
  

Published by Swedenborg Boekhuis, in the Netherlands.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemel en Hel #87

Bestudeer deze passage

  
/ 603  
  

87. ER BESTAAT EEN OVEREENSTEMMING TUSSEN ALLES IN DE HEMEL EN ALLES IN DEMENS

Hedenten dage weet men niet wat overeenstemming (correspondentia) is. Er bestaan vele redenen voor deze onwetendheid. De voornaamste is dat de mens zich van de hemel verwijderd heeft door eigenliefde en liefde tot de wereld. Want hij die zichzelf en de wereld boven alles liefheeft, heeft alleen oog voor wereldlijke dingen, omdat die de uiterlijke zinnen strelen en zijn neigingen bevredigen en hij vindt geestelijke dingen niet belangrijk, omdat deze de innerlijke zinnen bevredigen en de geest verheugen. Daarom stoot hij deze af en zegt dat ze te hoog zijn voor zijn gedachten. De mensen in de oudheid handelden anders. De kennis van overeenstemmingen was voor hen de voornaamste van alle wetenschappen. Daaruit ontleenden zij intelligentie en wijsheid en zij die in de kerk waren, hadden door middel daarvan communicatie met de hemel, want de wetenschap van overeenstemmingen is een engelenwetenschap. De oudste mensen (antiquissimi), die hemelse mensen waren, dachten vanuit overeenstemming zelf, net als de engelen. Daarom spraken zij ook met engelen en daarom verscheen de Heer hen vaak en onderwees hen. Maar tegenwoordig is deze wetenschap zo geheel verloren gegaan, dat men niet meer weet wat overeenstemming is.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.

Van Swedenborgs Werken

 

Apocalypse Explained #299

Bestudeer deze passage

  
/ 1232  
  

299. A book written within and on the back, signifies the state of life of all in heaven and on the earth, in general and in particular. This is evident from the signification of "book," here the "book of life," as being what the Lord inscribes or implants in the spirit of man, that is, in the heart and soul, or what is the same, in his love and faith (of which see above, n. 199; therefore "the book" here signifies the states of life of all in heaven and on the earth, and "written" signifies what is implanted by the Lord (that to "write" signifies to implant, see also above, n. 222. Also from the signification of "within and on the back," as being what is in the heart and soul, or in the love and faith; for with man and spirit love is within, because it makes his life; but faith, unless it is in his love, is not within him, but behind or "at the back;" for faith that is faith makes altogether one with the love, since what a man loves is of his faith, but what he does not love is not of his faith. That which one thinks from memory and teaches from doctrine, appears, indeed, to be faith; but if this be loved only from a natural, not from a spiritual love, it is merely the sight of the thought of the external man, which sight counterfeits faith; but such faith, since it is destitute of life, until it is implanted in the internal man and its love, is not in man but behind him, or at his back. Faith implanted in the internal man and its love is believing and loving the truth because it is truth, and not loving it chiefly for the sake of a reputation for learning, and honor or gain therefrom. From this it can be seen what is signified by "written within and on the back."

[2] What is treated of in this chapter is, that the Lord only, and no one but the Lord, knows the states of life of all in general and of each one in particular. This is representatively depicted by "a book written which no one was able to open and read, neither to look thereon, except the Lamb," that is, the Lord. No one knows this but the Lord alone, because He is the only God, and because He formed the angelic heaven after His own image, and man after the image of heaven; for this reason He knows all things of heaven in general, and He who knows all things of heaven in general knows also every one in particular; for a man who is in truths from good, as well as an angel, is an image of heaven, since he is a form of heaven. From this it also follows that no one but he who knows the general state of all knows the state of anyone in particular, for the one is inseparably connected with the other. (But as these things cannot be described in a few words, see what is shown in the work on Heaven and Hell, where they are more distinctly and clearly described, in the following articles: The Divine of the Lord makes Heaven, n. 7-12; Every Angel is a Heaven in the Least Form, n. 51-58; The whole Heaven in the Complex has reference to one Man, n 59-67; likewise each Society there, n. 68-72; Every Angel, therefore, is in a perfect Human Form, n 73-77; From the Divine Human of the Lord it is that Heaven in the Whole and in Part has reference to Man, n 78-86; There is a Correspondence of all Things of Heaven with all Things of Man, n. 87-102; On the Conjunction of Heaven with Mankind, n. 291-302)

[3] It is to be observed that here and elsewhere in the Word a "book" is mentioned, meaning thereby a roll [volumen]; for in ancient times they wrote upon parchments, which were rolled up, and the parchment was called a "book" and the "roll of a book," as can also be seen in the Word; thus in Ezekiel:

I looked, when behold, a hand was put forth unto me; and lo, the roll of a book was therein, written in front and behind (Ezekiel 2:9-10).

And in David:

Then said I, Lo, I am come; in the roll of the book it is written of Me (Psalms 40:7).

For this reason it is said in Isaiah:

All the host of the heavens shall waste away, and the heavens shall be rolled up as a scroll (Isaiah 34:4).

Likewise in Revelation:

Heaven was removed, as a book that is rolled up (Revelation 6:14).

From this it can be known how the book that John saw was "written within and on the back."

  
/ 1232  
  

Thanks to the Swedenborg Foundation for their permission to use this translation.