Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #85

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

85. Dat de hemelse mens de zevende dag is, en de zevende dag daarom geheiligd en om de ingetreden rust sabbat genoemd is, zijn verborgenheden die nog niet onthuld zijn, ook omdat men niet geweten heeft wat de hemelse mens is, weinigen wat de geestelijke mens is, en zij konden uit onwetendheid niets anders dan de geestelijke mens met de hemelse vereenzelvigen, hoewel er toch een groot verschil tussen hen bestaat, men zie nr. 81. Wat de zevende dag betreft en dat de hemelse mens de zevende dag of de sabbat is, dit blijkt hieruit, dat de Heer Zelf de Sabbat is, waarom Hij ook zegt:

‘De Zoon des Mensen is een Heer ook van de sabbat’, (Marcus 2:28). Hierin ligt opgesloten, dat de Heer de Mens Zelf en de Sabbat Zelf is; Zijn rijk in de hemelen en op de aarde wordt door Hem Zelf sabbat genoemd, of eeuwige vrede en rust. De Oudste Kerk, waarvan hier sprake is, was meer dan de volgende kerken de sabbat van de Heer. Elke volgende, meest innerlijke Kerk van de Heer was ook een sabbat; ook eenieder die wedergeboren is, wanneer hij hemels wordt, omdat hij dan een gelijkenis van de Heer is. Zes dagen van strijd of van arbeid gaan vooraf. Deze zijn in de Joodse Kerk uitgebeeld door de dagen van arbeid en door de zevende dag, die de sabbat is, want in die Kerk was niets ingesteld, of het was een uitbeelding van de Heer en van Zijn koninkrijk. Hetzelfde was ook uitgebeeld door de ark, wanneer zij optrok en wanneer zij rustte; door het optrekken daarvan in de woestijn worstelingen en verzoekingen, door het rusten de staat van vrede. Daarom zei Mozes, wanneer zij optrok:

‘Sta op, Jehovah! En laat Uw vijanden verstrooid worden en Uw haters van Uw aangezicht wegvluchten’; en wanneer zij rustte, zei hij:

‘Kom weer, Jehovah! Tot de tien duizenden der duizenden van Israël’, (Numeri 10:35, 36). Hier wordt van de ark gezegd, dat zij reisde van de berg van Jehovah om voor hen een rustplaats te zoeken (vers 33). De rust van de hemelse mens, door de sabbat uitgebeeld, wordt bij Jesaja beschreven:

‘Indien gij niet over de sabbat heenloopt door uw zaken te doen op mijn heilige dag, maar de sabbat een verlustiging noemt, de heilige dag van Jehovah van gewicht, en die eert door noch uw gewone bezigheden te doen, noch uw zaken te behartigen, of ijdele taal uit te slaan, dan zult gij u verlustigen in Jehovah en Ik zal u doen rijden over de hoogten der aarde en u doen genieten het erfdeel van uw vader Jakob, want de mond van Jehovah heeft het gesproken’, (Jesaja 58:13, 14). De hemelse mens is van dien aard, dat hij niet handelt vanuit zijn eigen begeerte, maar uit het welbehagen van de Heer, wat ook zijn begeerte is, zo smaakt hij vrede en innerlijk geluk, hetgeen hier wordt uitgedrukt door het verheffen op de hoogten van de aarde. En tegelijk geniet hij rust en uiterlijke genoegens, hetgeen wordt aangeduid door het spijzigen van de erve Jakobs.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #82

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

82. Vers 1. En volbracht zijn de hemelen en de aarde en al hun heir.

Hieronder wordt verstaan dat de mens nu geestelijk is geworden, in zoverre hij de zesde dag is. De hemel is zijn innerlijke mens en de aarde zijn uiterlijke mens; hun heir zijn de liefde, het geloof en de erkentenissen daarvan, die eerder zijn aangeduid door de grote lichten en de sterren. Dat de innerlijke mens hemel, en de uiterlijke mens aarde wordt genoemd, kan uit de aangehaalde plaatsen van het Woord in het voorgaande hoofdstuk blijken; waaraan ik mag toevoegen wat bij Jesaja staat:

‘Ik zal de stervelingen zeldzamer maken dan gelouterd goud en de mensen dan fijn goud van Ofir; Daarom zal Ik de hemel doen wankelen en de aarde zal bevend van haar plaats wijken door de verbolgenheid’, ( Jesaja 13:12, 13). En elders:

‘Dat gij vergeet Jehovah, uw Maker, die de hemel uitspande en de aarde grondvestte; dat gij bestendig, de gehele dag, verschrikt zijt vanwege de grimmigheid van de verdrukker, wanneer hij uit is op verderven? Waar is nu de grimmigheid van de verdrukker? Ik heb mijn woorden in uw mond gelegd en met de schaduw van mijn hand heb Ik u bedekt, Ik, die de hemel uitspan en de aarde grondvest en tot Sion zeg: Gij zijt mijn volk’, (Jesaja 51:13, 16). Hierbij blijkt dat bij de mens zowel van hemel als van aarde gesproken wordt; weliswaar betreft het de Oudste Kerk, maar het innerlijke van het Woord is van dien aard, dat al hetgeen van de Kerk gezegd wordt, ook van ieder lid van de kerk gezegd wordt: hij zou geen deel van de Kerk uitmaken als hij zelf geen Kerk was, evenals hij, die geen tempel van de Heer is, niet datgene kan zijn wat door de tempel wordt aangeduid, namelijk de Kerk en de hemel. Het is daarom dan ook dat de Oudste Kerk Mens in het enkelvoud wordt genoemd.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl