Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4981

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4981. En de zegen van Jehovah was; dat dit de aanwassingen betekent, staat vast uit de betekenis van de zegen van Jehovah; de zegen van Jehovah in de echte zin betekent de liefde tot de Heer en de liefde jegens de naaste; diegenen immers die daarmee worden begiftigd, worden de gezegenden van Jehovah genoemd; zij worden immers dan begiftigd met de hemel en met het eeuwige heil. Vandaar is de zegen van Jehovah in de uiterlijke zin of ten opzichte van de staat van de mens in de wereld, tevreden zijn in God en vandaar tevreden zijn met de staat van de eer en van de welvaart waarin men is, hetzij men tot de geëerden en de rijken, hetzij men tot de minder geëerden en de armen behoort; wie immers tevreden is in God, beschouwt de eerbewijzen en de rijkdommen als de middelen tot de nutten en wanneer hij daarover en tevens over het eeuwige leven denkt, dan acht hij eerstgenoemde zaken als van geen gewicht en het eeuwige leven als wezenlijk. Omdat de zegen van Jehovah of van de Heer die dingen in de echte zin behelst, bevat de zegen ook ontelbare dingen in zich en vandaar betekent deze de verschillende dingen die daarvan het gevolg zijn, zoals verrijkt worden met het geestelijk en het hemels goede, nrs. 981, 1731; bevrucht worden vanuit de aandoening van het ware, nr. 2846; in de hemelse orde gesteld worden, nr. 3017; begiftigd worden met het goede van de liefde en zo verbonden worden met de Heer, nrs. 3406, 3504, 3514, 3530, 3584;

de vreugde, nr. 4216. Wat deze dus in het bijzonder betekent, kan vaststaan uit de reeks van dingen die voorafgaan en volgen. Dat hier de zegen van Jehovah de aanwassingen in het goede en in het ware betekent, of in het leven en in de leer, blijkt uit wat volgt; er wordt immers gezegd: de zegen van Jehovah was in het huis en in het veld; en met het huis wordt het goede aangeduid dat van het leven is en met het veld het ware dat van de leer is; daaruit blijkt dat de aanwassingen in die dingen hier met de zegen van Jehovah worden aangeduid.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Arcana Coelestia #8894

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

8894. 'Therefore Jehovah blessed the seventh day' means that at that time the heavenly marriage from the Lord exists. This is clear from the meaning of 'blessing' as undergoing rearrangement into heavenly order and being endowed with the good of love, dealt with in 3017, 3406, 4981, 8674; and from the meaning of 'the seventh day' as the state of celestial love, dealt with in 84-87, thus the heavenly marriage, since the heavenly marriage is goodness and truth joined together, which is heaven in a person. For the meaning of 'the sabbath' as this marriage, see 8495, 8510.

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.