Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4300

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4300. En de zon rees hem op; dat dit de verbinding van de goede dingen betekent, staat vast uit de betekenis van het verrijzen van de zon, namelijk de verbinding van de goede dingen; dat door het opgaan van de dageraad wordt aangeduid dat de verbinding nabij is of aanvangt, zie nr. 4283; hieruit volgt dat het verrijzen van de zon de verbinding zelf is; want de zon betekent in de innerlijke zin de hemelse liefde, nrs. 1529, 1530, 2441, 2495, 3636, 3643, 4060; dus de goede dingen, want deze zijn van die liefde; wanneer de hemelse liefde zich bij de mens openbaart, dat wil zeggen, wanneer zij wordt bemerkt, dan wordt er gezegd dat de zon hem verrijst, want dan worden de goede dingen van die liefde met hem verbonden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer #248

Bestudeer deze passage

  
/ 325  
  

Tot nu toe bevat deze vertaling passages tot en met #325. Er wordt waarschijnlijk nog aan gewerkt. Als je op de pijl naar links drukt, vind je het laatste nummer dat vertaald is.

  
/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #7173

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

7173. Sommige geesten wisten uit de hemel, dat het aan de geesten van de planeet Mercurius eens was beloofd dat zij de Heer zouden zien; en daarom werd aan hen door de geesten rondom mij gevraagd of zij zich die belofte herinnerden; zij zeiden dat zij zich dit herinnerden, maar dat zij niet wisten of het hun zo was beloofd dat zij daarover niets van twijfel hoefden te koesteren.

Terwijl zij zo onder elkaar spraken, verscheen toen aan hen de Zon des hemels – de Zon des hemels, die de Heer is, zien geen anderen dan zij die in de binnenste of derde hemel zijn; de overigen zien het licht daaruit, en eveneens de maan, waarover de nrs. 1529-1531, 4060.

Toen zij de Zon zagen zeiden zij dat deze niet de Heer God was, omdat zij het aangezicht niet zagen.

Maar intussen spraken de geesten met elkaar, maar wat zij bespraken, weet ik niet; plotseling verscheen toen echter opnieuw de Zon en in het midden ervan de Heer, omcirkeld met een zonnecirkel.

Toen zij dit zagen, vernederden de geesten van Mercurius zich diep en zonken neder.

Toen werd eveneens de Heer uit de Zon gezien door geesten van deze aarde, die Hem, toen zij mensen waren geweest, in de wereld hadden gezien en van hen bekende de een na de ander en zo in volgorde verscheidenen, dat het de Heer Zelf was; en dit bekenden zij voor de gehele menigte.

Toen werd eveneens de Heer uit de Zon gezien door geesten van de planeet Jupiter, die met duidelijke stem zeiden dat Hijzelf het was Die zij op hun planeet hadden gezien, toen de God van het heelal aan hen verscheen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl