Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4300

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4300. En de zon rees hem op; dat dit de verbinding van de goede dingen betekent, staat vast uit de betekenis van het verrijzen van de zon, namelijk de verbinding van de goede dingen; dat door het opgaan van de dageraad wordt aangeduid dat de verbinding nabij is of aanvangt, zie nr. 4283; hieruit volgt dat het verrijzen van de zon de verbinding zelf is; want de zon betekent in de innerlijke zin de hemelse liefde, nrs. 1529, 1530, 2441, 2495, 3636, 3643, 4060; dus de goede dingen, want deze zijn van die liefde; wanneer de hemelse liefde zich bij de mens openbaart, dat wil zeggen, wanneer zij wordt bemerkt, dan wordt er gezegd dat de zon hem verrijst, want dan worden de goede dingen van die liefde met hem verbonden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer #248

Bestudeer deze passage

  
/ 325  
  

Tot nu toe bevat deze vertaling passages tot en met #325. Er wordt waarschijnlijk nog aan gewerkt. Als je op de pijl naar links drukt, vind je het laatste nummer dat vertaald is.

  
/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3272

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

3272. Dat de woorden ‘twaalf vorsten van hun volken’ alle voornaamste dingen van deze geestelijke Kerk betekenen, blijkt uit de betekenis van twaalf, namelijk alle dingen van het geloof of van de Kerk, waarover de nrs. 577, 2089, 2129 aan het einde, 2130 aan het einde; uit de betekenis van de vorsten, namelijk de voornaamste dingen, waarover de nrs. 1482, 2089;

en uit de betekenis van de volken, namelijk diegenen die in waarheden zijn, waarover de nrs. 1259, 1260; dus degenen die van de geestelijke Kerk zijn, want van hen wordt gezegd, dat zij in waarheden zijn. Dat alle getallen in het Woord dingen betekenen, kan duidelijk blijken uit het getal twaalf dat zo vaak voorkomt. Dit getal betekent overal, waar het in het Woord gelezen wordt, alle dingen, zoals de twaalf stammen in het Oude Testament en de twaalf apostelen in het Nieuwe Testament, alle dingen van het geloof en dus alle dingen van de Kerk betekenen. Zo betekenen hier de twaalf vorsten alle voornaamste dingen van deze Kerk, die door evenzovele zonen van Ismaël worden uitgebeeld. Dat het getal twaalf deze dingen betekent, kan blijken uit wat eerder in de aangehaalde plaatsen is vermeld en ook uit de volgende in het Woord, bij Johannes:

‘Ik hoorde het getal dergenen, die verzegeld waren uit elke stam Israëls; uit de stam van Juda waren twaalfduizend verzegeld; uit de stam van Ruben waren twaalfduizend verzegeld; uit de stam van Gad waren twaalfduizend verzegeld’ enzovoort, (Openbaring 7:4-6 e.v.) waar door twaalfduizend verzegelden uit elke stam niets anders wordt aangeduid dan dat allen die in het geloof zijn, dat wil zeggen, in het goede daarvan, behouden worden.

Bij dezelfde:

‘Een vrouw, omgeven met de zon en de maan onder haar voeten; en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren’, (Openbaring 12:1);

de vrouw staat voor de Kerk, nrs. 252, 253;

de zon voor de hemelse liefde, de maan voor de geestelijke liefde, nrs. 30-38, 1529, 1530, 2441, 2495;

de twaalf sterren voor alle dingen van het geloof. Dat de sterren de erkentenissen van het goede en ware zijn, die tot het geloof behoren, zie de nrs. 2495, 2849.

Bij dezelfde:

‘De heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem, hebbende twaalf poorten en op de poorten twaalf engelen; en namen daarop geschreven, welke zijn de namen van de twaalf stammen van de zonen Israëls; de muur van de stad had twaalf fundamenten en in dezelve de namen van de twaalf apostelen van het Lam; hij mat de stad op twaalfduizend stadiën; en hij mat haar muur op honderdvierenveertig ellen, welke is de maat eens mensen, dat is, eens engels; de twaalf poorten waren twaalf paarlen’, (Openbaring 21:12, 14, 16, 17, 21);

hier wordt onder de heilige stad niets anders verstaan dan het geestelijk rijk van de Heer; en onder de poorten, de muur, de fundamenten de dingen die tot de naastenliefde en het geloof behoren; en door twaalf, zo vaak vermeld, wordt ‘het al’ van deze dingen aangeduid. Dat niet twaalf stammen noch twaalf apostelen bedoeld worden, kan eenieder duidelijk zijn.

Bij dezelfde:

‘In het midden van haar straat en op de ene en de andere zijde van de rivier was de boom des levens, voortbrengende twaalf vruchten, van maand tot maand gevende zijn vrucht’, (Openbaring 22:2);

de twaalf vruchten zijn alle dingen van de naastenliefde.

Bij Mattheüs:

‘Jezus zei: Voorwaar Ik zeg u, dat gij, die Mij gevolgd zijt, in de wederverwekking, wanneer de Zoon des mensen zal gezeten zijn op de troon van Zijn heerlijkheid, dat gij ook zult zitten op twaalf tronen, oordelende de twaalf stammen Israëls’, (Mattheüs 19:28);

hier worden onder de apostelen niet apostelen verstaan, noch onder tronen tronen, noch onder de stammen stammen, maar alle dingen die tot het geloof behoren, zie nr. 2129. Bovendien zijn het, in het Woord van het Oude Testament, daar waar de twaalf stammen worden genoemd, alle dingen van de Kerk die worden aangeduid. Zo ook is het ook gesteld met ‘de twaalf stenen naar de namen van de twaalf stammen Israëls in de Urim en Thumim’, (Exodus 28:21) en met ‘de twaalf toonbroden op de tafel gerangschikt’, (Leviticus 24:5, 6) evenzo met de overige dingen. Dat ook alle dingen van het geloof in de namen zelf van de twaalf zonen van Jakob of Israël besloten liggen, zal door de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, in de volgende hoofdstukken 29 en 30 gezien worden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl