Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4300

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4300. En de zon rees hem op; dat dit de verbinding van de goede dingen betekent, staat vast uit de betekenis van het verrijzen van de zon, namelijk de verbinding van de goede dingen; dat door het opgaan van de dageraad wordt aangeduid dat de verbinding nabij is of aanvangt, zie nr. 4283; hieruit volgt dat het verrijzen van de zon de verbinding zelf is; want de zon betekent in de innerlijke zin de hemelse liefde, nrs. 1529, 1530, 2441, 2495, 3636, 3643, 4060; dus de goede dingen, want deze zijn van die liefde; wanneer de hemelse liefde zich bij de mens openbaart, dat wil zeggen, wanneer zij wordt bemerkt, dan wordt er gezegd dat de zon hem verrijst, want dan worden de goede dingen van die liefde met hem verbonden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer #245

Bestudeer deze passage

  
/ 325  
  

245. Iedereen bij wie de kerk is wordt gezaligd, maar iedereen bij wie de kerk niet is, wordt verdoemd.

  
/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4060

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4060. Dat dus door die woorden die werden aangehaald, de staat van de Kerk dan wordt aangeduid ten aanzien van het goede, dat wil zeggen ten aanzien van de naastenliefde jegens de naaste en de liefde tot de Heer, staat vast vanuit de innerlijke zin van die woorden, te weten, ’maar terstond na de verdrukking dier dagen’, betekent de staat van de Kerk ten aanzien van het ware dat van het geloof is, waarover in het vlak hier voorafgaande wordt gehandeld; de verlating van het ware wordt in het Woord hier en daar de verdrukking genoemd; dat dagen staten zijn, zie de nrs. 23, 487, 488, 493, 893, 2788, 3462, 3785; hieruit blijkt, dat door die woorden wordt aangeduid dat er, nadat er geen geloof meer is, geen naastenliefde meer zal zijn; want het geloof leidt tot de naastenliefde, omdat het leert wat de naastenliefde is; en de naastenliefde ontvangt haar hoedanigheid uit de ware dingen die van het geloof zijn, maar de ware dingen van het geloof ontvangen hun wezen en hun leven vanuit de naastenliefde, zoals in de boekdelen die voorafgaan, meermalen is getoond. ‘Zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar schijnsel niet geven’, betekent de liefde tot de Heer, die de zon is en de naastenliefde jegens de naaste, die de maan is, verduisterd worden en niet schijnsel geven, betekent dat zij niet zullen verschijnen, dus dat zij zullen verdwijnen; dat de zon het hemelse van de liefde is en de maan het geestelijke van de liefde, dat wil zeggen, dat de zon de liefde tot de Heer is en de maan de naastenliefde jegens de naaste, die door het geloof is, zie de nrs. 1053, 1529, 1530, 2120, 2441, 2495.

De oorzaak waarom dit de betekenis van de zon en de maan is, is deze, dat de Heer in het andere leven als Zon verschijnt voor diegenen in de hemel die in de liefde tot Hem zijn en dezen worden de hemelsen genoemd; en als Maan voor diegenen die in de naastenliefde jegens de naaste zijn en dezen worden geestelijken genoemd, zie de nrs. 1053, 1521, 1529-1531, 3636, 3643.

De Zon en de Maan in de hemelen, of de Heer, wordt nooit verduisterd, noch verliest zij haar schijnsel, maar schijnt voortdurend, dus evenmin de liefde tot Hem bij de hemelsen en de naastenliefde jegens de naaste bij de geestelijken in de hemel, noch op aarde bij degenen bij wie die engelen zijn, dat wil zeggen, die in de liefde en de naastenliefde zijn; maar bij hen die in geen liefde en naastenliefde zijn, maar in de liefde van zich en van de wereld en vandaar in haatgevoelens en wraakzucht; die brengen die verduistering over zichzelf; het is hiermee gesteld als met de zon; de zon schijnt voortdurend, maar wanneer de wolken zich daar tussen plaatsen, verschijnt zij niet; zie nr. 2441. ‘En de sterren zullen van de hemel vallen’, betekent dat de erkentenissen van het goede en ware zullen vergaan; in het Woord wordt door sterren waar die worden vermeld, niets anders verstaan, nrs. 1808, 2849. ‘En de machten der hemelen zullen bewogen worden’, betekent de fundamenten van de Kerk en daarvan wordt gezegd dat zij bewogen en geschokt worden wanneer zij vergaan; de Kerk op aarde immers is het fundament van de hemel, want de invloeiing van het goede en ware door de hemelen uit de Heer wordt begrensd in de goede en ware dingen die bij de mens van de Kerk zijn; en daarom wordt er, wanneer de mens van de Kerk in zo’n verdraaide staat is dat hij niet langer de invloeiing van het goede en ware toelaat, gezegd dat de machten van de hemelen bewogen worden; daarom wordt er altijd uit de Heer in voorzien dat iets van de Kerk blijft en dat wanneer een oude Kerk vergaat, een nieuwe wordt geïnstaureerd. En alsdan zal in de hemel verschijnen het teken van de Zoon des Mensen, betekent dan de verschijning van het Goddelijk Ware; het teken is de verschijning, de Zoon des Mensen is de Heer ten aanzien van het Goddelijk Ware, zie de nrs. 2803, 2813, 3704; het is deze verschijning of dit teken, waarnaar de discipelen vroegen toen zij tot de Heer zeiden:

‘Zeg ons, wanneer zullen die dingen geschieden’ en vooral:

‘Welk zal het teken zijn van Uw Komst en van de voleinding der eeuw’ (Genesis 31:3);

want zij wisten uit het Woord dat de Heer, wanneer de eeuw voleindigd zou zijn, komen zou; en zij wisten uit de Heer, dat Hij wederom zou komen en zij verstonden daaronder dat de Heer opnieuw in de wereld zou komen en wisten toen nog niet dat de Heer steeds gekomen was als de Kerk verwoest was; niet dat Hij in persoon gekomen was, zoals toen Hij door geboorte het Menselijke aannam en dit Goddelijk maakte, maar door verschijningen, hetzij door openbare, zoals toen Hij aan Abraham verscheen in Mamre, aan Mozes in de braamstruik, aan het Israëlitische volk op de berg Sinaï, aan Jozua toen hij het land Kanaän binnenging; hetzij door niet zulke openbare, zoals door inspiraties, waardoor het Woord werd gegeven; en daarna door het Woord; in het Woord immers is de Heer aanwezig, want alle dingen van het Woord zijn uit Hem en gaan over Hem, zoals kan vaststaan uit wat vele malen tot dusver werd getoond; dit is de verschijning die hier door het teken van de Zoon des Mensen wordt aangeduid en waarover in dit vers wordt gehandeld. En dan zullen al de stammen der aarde weeklagen, betekent dat allen die in het goede van de liefde en in het ware van het geloof zijn, in smart zullen zijn; dat de weeklacht dit betekent, zie bij (Zacharia 12:10-14) en dat de stammen alle dingen van het goede en ware of van de liefde en van het geloof, betekenen, nrs. 3858, 3926, dus hen die daarin zijn; gezegd wordt ‘stammen der aarde’ omdat zij die binnen de Kerk zijn, worden aangeduid; dat de aarde de Kerk is, zie de nrs. 662, 1066, 1067, 1262, 1733, 1850, 2117, 2928, 3355. En zij zullen de Zoon des Mensen zien, komende in de wolken der hemelen met macht en veel heerlijkheid, betekent dat dan het Woord onthuld zal worden ten aanzien van de innerlijke zin ervan, waarin de Heer is; de Zoon des Mensen is het Goddelijk Ware dat daarin is, nrs. 2803, 2813, 3704;

de wolk is de letterlijke zin; van macht wordt gesproken met betrekking tot het goede, van heerlijkheid met betrekking tot het ware, dat daar is; dat die dingen worden aangeduid door ‘de Zoon des Mensen zien, komende in de wolken der hemelen’, zie in de voorrede tot (Genesis 18);

deze Komst van de Heer is het, die hier wordt verstaan, echter niet dat Hij in de wolken zal verschijnen overeenkomstig de letter. Wat nu volgt betreft de instauratie van de nieuwe Kerk en die vindt plaats wanneer de oude verwoest en verworpen is. Hij zal de engelen uitzenden met een bazuin en een grote stem, betekent de uitverkiezing; niet dat deze plaatsvindt door zichtbare engelen, te minder door bazuinen en door grote stemmen, maar door de invloeiing van het heilig goede en van het heilig ware uit de Heer door de engelen; en daarom wordt door de engelen in het Woord iets van de Heer aangeduid, nrs. 1925, 2821, 3039; hier worden de dingen aangeduid die vanuit de Heer en ten aanzien van de Heer zijn; door de bazuin en de grote stem wordt de evangelisatie aangeduid, zoals ook elders in het Woord. En zij zullen de uitverkorenen bijeen vergaderen uit de vier winden, van het uiterste der hemelen tot het uiterste ervan, betekenen de instauratie van de Nieuwe Kerk; de uitverkorenen zijn zij die in het goede van de liefde en van het geloof zijn, nrs. 3755, 3900;

de vier winden, waaruit zij bijeen vergaderd zullen worden, zijn alle staten van het goede en ware, nr. 3708; het uiterste der hemelen tot het uiterste ervan, zijn de innerlijke en de uiterlijke dingen van de Kerk. Deze dingen nu zijn het die door deze woorden van de Heer worden aangeduid.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl