Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4299

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4299. Omdat ik God van aangezichten tot aangezichten heb gezien en mijn ziel bevrijd is geweest; dat dit betekent dat Hij de zwaarste verzoekingen doorstond, alsof zij uit het Goddelijke waren, staat vast uit de betekenis van ‘God zien’, namelijk de toenadering tot Hem door de innerlijke dingen, namelijk door de goede en ware dingen, vandaar de tegenwoordigheid, zie nr. 4198 en uit de betekenis van de aangezichten, nrs. 1999, 2434, 3527, 3573, 4066;

en dus het denken en de aandoeningen, want deze beide zijn de innerlijke dingen, omdat zij van de ziel en van het gemoed zijn en zich in het aangezicht openbaren; en uit de betekenis van ‘mijn ziel is bevrijd geweest’ namelijk doorstaan, namelijk de Goddelijke tegenwoordigheid. Dat door al die dingen wordt aangeduid dat Hij de zwaarste verzoekingen doorstond alsof zij uit het Goddelijke waren, kan nergens anders vandaan blijken dan uit de naastgelegen en de verderaf gelegen oorzaken van de verzoekingen; de naastgelegen oorzaken zijn de boze en valse dingen bij de mens, die hem in verzoekingen leiden, dus de boze geesten en genieën die ze ingieten, nr. 4249; toch kan niemand verzocht worden, dat wil zeggen, enige geestelijke verzoeking ondergaan, dan alleen degene die een geweten heeft, want de geestelijke verzoeking is niets anders dan een marteling van het geweten; dus kunnen geen anderen verzocht worden dan zij die in het hemels en geestelijk goede zijn, want dezen hebben een geweten; de overigen hebben het niet en weten zelfs niet eens wat een geweten is; het geweten is de nieuwe wil en het nieuwe verstand uit de Heer; en dus is het de tegenwoordigheid van de Heer bij de mens en deze tegenwoordigheid is des te dichter nabij, hoe meer de mens in de aandoening van het goede of van het ware is; indien de tegenwoordigheid van de Heer dichter nabij is dan de mens naar verhouding in de aandoening van het goede of het ware is, dan komt de mens in verzoeking; de oorzaak hiervan is dat de boze en valse dingen die bij de mens zijn, die getemperd zijn met de goede en ware dingen bij hem, de nadere tegenwoordigheid niet kunnen doorstaan; dit kan vaststaan uit wat in het andere leven bestaat, namelijk dat de boze geesten geenszins enig hemels gezelschap kunnen naderen of zij beginnen angstig en gemarteld te worden; verder dat de boze geesten het niet verdragen dat de engelen hen onderzoeken, want zij worden terstond gemarteld en vallen in onmacht; en eveneens hieruit dat de hel van de hemel is verwijderd, met als oorzaak dat de hel de hemel niet verdraagt, dat wil zeggen, de tegenwoordigheid van de Heer die in de hemel is; vandaar komt het, dat in het Woord van hen gezegd wordt:

‘Dan zullen zij aanvangen te zeggen tot de bergen: Valt op ons en tot de heuvelen; Verbergt ons’, (Lukas 23:30);

en elders:

‘Zij zullen tot de bergen en tot de steenrotsen zeggen: Stort over ons en verbergt ons van het aangezicht van Degene die op de troon zit’, (Openbaring 6:16);

ook verschijnt de nevelachtige en duistere sfeer die uitwasemt van de boze en valse dingen van degenen die in de hel zijn, in de gedaante van een berg of een steenrots, waaronder zij verborgen worden, zie de nrs. 1265, 1267, 1270. Hieruit nu kan men weten dat ‘ik heb God van aangezichten tot aangezichten gezien en mijn ziel is bevrijd geweest’ de zwaarste verzoekingen betekent, alsof die uit het Goddelijke waren. De verzoekingen en de martelingen verschijnen alsof zij uit het Goddelijke waren, omdat ze, zoals gezegd, door de Goddelijke tegenwoordigheid van de Heer ontstaan, toch zijn ze niet vanuit het Goddelijke of uit de Heer, maar uit de boze en valse dingen die bij degene zijn die verzocht of gemarteld wordt; uit de Heer immers gaat niet dan het heilige, goede, ware en barmhartige voort; het is dit heilige, namelijk het goede, het ware en het barmhartige, dat diegenen die in de boze en valse dingen zijn, niet kunnen uithouden, omdat die dingen tegenovergesteld of strijdig zijn; de boze dingen, de valse dingen en de onbarmhartigheid streven aanhoudend daarnaar om die heilige dingen te schenden en voor zoveel als zij ze aanvallen voor zoveel worden zij gemarteld; en wanneer zij aanvallen en vandaar gemarteld worden, dan menen zij dat het het Goddelijke is dat hen martelt; dit is het wat wordt verstaan onder ‘alsof zij uit het Goddelijke waren’. Dat niemand Jehovah van aangezicht tot aangezicht kan zien en leven, was aan de Ouden bekend en van daar ging de erkentenis daarover over op de nakomelingen van Jakob; daarom waren zij zozeer verheugd wanneer zij enig engel hadden gezien en toch leefden; zoals in het Boek Richteren:

‘Gideon zag, dat het een engel van Jehovah was; daarom zei Gideon: Heer Jehovah, daarom omdat ik een engel van Jehovah gezien heb van aangezicht tot aangezicht; en Jehovah zei tot hem: Vrede zij u, vrees niet, omdat gij niet sterven zult’, (Richteren 6:22, 23). In hetzelfde Boek:

‘Manoach zei tot zijn echtgenote: Stervende zullen wij sterven, omdat wij God gezien hebben’, (Richteren 13:22);

en bij Mozes:

‘Jehovah zei tot Mozes:

‘Gij zult Mijn aangezichten niet kunnen zien, omdat de mens Mij niet zal zien en leven’, (Exodus 33:20). Dat van Mozes wordt gezegd dat hij met Jehovah sprak van aangezicht tot aangezicht, (Exodus 33:11) en dat ‘Jehovah hem gekend heeft van aangezicht tot aangezicht’, (Deuteronomium 34:10), is omdat Hij hem verscheen in een menselijke vorm die aangepast was aan zijn opneming en die uiterlijk was, namelijk als een oude man met een baard, die bij hem gezeten was, zoals ik door de engelen hierover ben onderricht; vandaar hadden ook de Joden geen andere voorstelling dan zoals van een zeer oud mens met een lange en sneeuwwitte baard, die meer dan de andere goden wonderen kon doen; niet dat Hij de Allerheiligste was, omdat zij niet wisten wat het heilige was; te minder zouden zij ooit het heilige hebben kunnen zien dat uit Hem voortgaat, omdat zij in een lichamelijke en aardse liefde waren, zonder heilig innerlijke, nrs. 4289, 4293.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer #248

Bestudeer deze passage

  
/ 325  
  

Tot nu toe bevat deze vertaling passages tot en met #325. Er wordt waarschijnlijk nog aan gewerkt. Als je op de pijl naar links drukt, vind je het laatste nummer dat vertaald is.

  
/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Van Swedenborgs Werken

 

Apocalypse Explained #406

Bestudeer deze passage

  
/ 1232  
  

406. Thus far it has been shown what "mountain" signifies; it remains to be shown what "island" signifies, for it is said, "Every mountain and island were moved out of their places;" and elsewhere:

Every island fled away, and the mountains were not found (Revelation 16:20).

"Islands" in the Word do not mean islands nor those who dwell upon islands, but the natural man in respect to the truths that are in it is meant, and thus, in an abstract sense, the truths of the natural man are signified. The truths of the natural man are true knowledges [scientifica], which are under the intuition of the rational man, and the cognitions of truth which are under the intuition of the spiritual man; the cognitions of truth are such as the natural man knows from the Word, while true knowledges [scientifica] are such as the natural man sees from the rational, and by which he is accustomed to confirm the truths of the church. There are with man two minds, one higher or interior, which is called the spiritual mind; and the other lower or exterior, which is called the natural mind. The natural mind is first opened and cultivated with men, because this most nearly stands forth in the world; and afterwards the spiritual mind is opened and cultivated, but only to the extent that man receives in the life the cognitions of truth from the Word, or from doctrine from the Word; consequently with those who do not apply knowledges to the life it is not opened. But when the spiritual mind is opened the light of heaven flows in through that mind into the natural mind and enlightens it, whereby the natural mind becomes spiritual-natural; for the spiritual mind then sees in the natural almost as a man sees his face in a mirror, and acknowledges the things that are in agreement with itself. But when the spiritual mind is not opened, as is the case with those who do not apply to their life the cognitions of truth and good that are in the Word, there is nevertheless formed in man a mind in the interior part of the natural; but this mind consists of mere falsities and evils; because the spiritual mind, by which the light of heaven is let into the natural by a direct way is not opened; but [light is let in] only through chinks round about; from this a man has the faculty to think, reason, and speak, and also the faculty to understand truths, but not the faculty to love them, or to do them from affection. For the faculty to love truths because they are truths is given only through an influx of the light of heaven through the spiritual mind; for the light of heaven through the spiritual mind is conjoined with the heat of heaven, which is love, which is comparatively like the light of the world in the time of spring; but the light of heaven flowing only through chinks into the natural is a light separated from the heat of heaven which is love, and this light is comparatively like the light of the world in the time of winter. This makes clear that a man in whom the spiritual mind is opened is like a garden and a paradise; but a man in whom the spiritual mind is not opened is like a wilderness, and like land covered with snow. Because the mind makes the man (the mind consisting of understanding and will) it is the same whether you say the mind or the man, thus whether you say the spiritual and natural mind or the spiritual and natural man.

The natural mind or natural man, in respect to its truths and its falsities, is signified by "islands" in the Word, in respect to truths with those in whom the spiritual mind is opened, and in respect to falsities with those in whom the spiritual mind is closed.

[2] That these are signified by "islands" can be seen from the following passages in the Word. In Ezekiel:

Thus said the Lord Jehovih to Tyre: Shall not the islands quake at the sound of thy fall, when the wounded shall groan, when the slaughter shall be accomplished in the midst of thee? And all the princes of the sea shall come down from 1 their thrones. The islands shall tremble in the day of thy fall, and the islands that are in the sea shall be affrighted at thy departure. All the inhabitants of the islands were astonished at thee, and their kings shuddered shuddering, their faces were troubled (Ezekiel 26:15-16, 18; 27:35).

These two chapters treat of Tyre, which signifies the church in respect to the knowledges of truth and good, and in an abstract sense the knowledges of truth and good. In the first place the intelligence and wisdom of the men of the church through the knowledges of truth and good from the Word is treated of, and afterwards the church vastated in respect to these. The church vastated in respect to these, or where the knowledges of truth and good have perished is described by what is said by the prophet in these verses; the vastation of the knowledges of truth and good by "when the wounded shall groan, and when the slaughter shall be accomplished in the midst of thee," "the wounded" meaning those in whom truths are extinguished, and "slaughter" meaning the very extinction of truth and good.

That all knowledges that man from his infancy has imbibed from the Word, also all true knowledges by which he has confirmed them, are then disturbed, moved out of their place, and recede is signified by "the islands shall tremble, and all the princes of the sea shall come down from their thrones," also by "the islands shall tremble in the day of thy fall, and the islands that are in the sea shall be affrighted," "islands" meaning these cognitions and knowledges in the natural man; "the princes of the sea" primary things therein, "sea" signifying the natural man and all things therein in general. That all goods of truth of the natural man, because of the vastation of the knowledges of truth, shall be changed as to their state is signified by "all the inhabitants of the islands were astonished at thee, and their kings shuddered, their faces were troubled;" "the inhabitants of the islands" mean the goods of truth of the natural man, for "to inhabit," in the Word, signifies to live, and "inhabitants" the goods of life; "kings" mean all truths from good; "faces" signify the interiors and the affections; "to be astonished," "affrighted," and "troubled" signify to be entirely changed as to state. This makes clear what these things involve in the internal sense, namely, that all cognitions of truth and good and the confirming knowledges that man from infancy has imbibed from the Word and from teachers, will change their places and their state in the natural man and perish out of sight when falsities enter.

[3] In Isaiah:

The king of Assyria shall lead the captivity of Egypt and the crowd of Cush that is to be carried away; then shall they be dismayed and ashamed because of Cush their expectation, and because of Egypt their adornment; and the inhabitant of this island shall say in that day, Behold, such is our expectation, whither we flee for help to be delivered from before the king of Assyria; and how shall we escape? (Isaiah 20:4-6).

No one can perceive anything about the church in these words, but only something obscurely historical, which is not known to have occurred, as that the king of Assyria will lead away Egypt and Cush into captivity, and that the dwellers of some island would grieve in heart over it; yet, here as elsewhere, some matter of the church is treated of, and this matter becomes manifest when it is known that "the king of Assyria" signifies the rational perverted, and thence the reasoning from false knowledges which favor the delight of natural loves, over which the natural man grieves because it is perverted thereby; for "the king of Assyria shall lead the captivity of Egypt and the crowd of Cush that is to be carried away" signifies that the perverted rational will claim to itself the knowledges of the natural man, and will confirm itself by these and by its delights, which these favor, "the king of Assyria" meaning the rational perverted, "to lead the captivity" and "to carry away the crowd" meaning to claim for itself and to confirm itself by reasonings, "Egypt" meaning the knowing faculty of the natural man, and "Cush" the delight which it favors.

That the goods of truth of the natural man grieve on this account, or that the natural man, in which are the goods of truth, grieves is signified by all the things that follow, namely, that "they shall be dismayed and ashamed because of Cush their expectation, and because of Egypt their adornment; and the inhabitant of the island shall say in that day," and what follows; "the inhabitant of the island" meaning the good of truth, of the natural man, or the natural man in whom is the good of truth, "inhabitant" signifying good, and "island" truth, both in the natural man (as above). That there is such a sense in these words can hardly be believed, and yet it is there.

[4] In the same:

These shall lift up their voice, they shall shout for joy; for the majesty of Jehovah they shall cry aloud from the sea; therefore glorify Jehovah in Urim, the name of [Jehovah] the God of Israel in the islands of the sea (Isaiah 24:14-15).

This chapter treats of the vastation of the church, and in these verses of the establishment of a new church among the gentiles; the joy of these is described by "they shall lift up their voice, they shall shout for joy; for the majesty of Jehovah they shall cry aloud from the sea," or from the west; "the sea" when it means the west signifying the natural, for the reason that those who dwell in the western quarter in the spiritual world are in natural good, while those who dwell in the eastern quarter are in celestial good; and as the Gentiles of whom the church was constituted were in natural good it is said "glorify Jehovah in Urim, the name of the God of Israel in the islands of the sea," which signifies that they were to worship the Lord from the goods and truths in the natural man, for "Urim" means a fire and a hearth, and these signify the good of love of the natural man; "the islands of the sea" signify the knowledges of truth and good, which are the truths of the natural man; and "to glorify" signifies to worship and adore; "Jehovah" and "God of Israel" mean the Lord, who is called "Jehovah" where good is treated of, and "the God of Israel" where truth is treated of; it is therefore said "glorify Jehovah in Urim," that is, from good, "and the name of the God of Israel in the islands of the sea," that is, from truths. This makes clear that "islands of the sea" signify the truths of the natural man.

[5] In the same:

He shall not quench nor break till He have set judgment in the earth; and the islands shall hope in His law. Sing unto Jehovah a new song, His praise, the end of the earth, ye that go down to the sea, its fullness, ye islands and the inhabitants thereof. Let the wilderness and its cities extol, the villages that Arabia doth inhabit; let the inhabitants of the cliff sing aloud, let them cry aloud from the top of the mountains. Let them give glory unto Jehovah, and declare His praise in the islands (Isaiah 42:4, 10-12).

This, too, treats of the Lord and of a new church to be established by Him, and "islands" mean those who are merely in truths from the natural man, and are therefore as yet remote from true worship; so, "till He have set judgment in the earth, and the islands shall hope in His law," signifies until He shall have given intelligence to those who are of the church, and the knowledges of truth to those who are more remote from the church; "to set judgment" meaning to give intelligence; "to hope in the law" meaning to give the knowledges of truth, for "the earth" signifies those who are of the church, and in an abstract sense the church itself in respect to intelligence from spiritual truths, and "the islands" signify those who are remote from the church, and in an abstract sense the church in respect to the knowledges of truth and good, or the church in respect to the truths of the natural man that correspond to spiritual truths; "sing unto Jehovah a new song, His praise, the end of the earth, ye that go down to the sea, and its fullness, ye islands and the inhabitants thereof," signifies the worship of the Lord by those who are remote from the church, and in an abstract sense, the worship of the natural man from truths and goods; "to sing a song" and "to praise" signify worship from a glad mind; "the end of the earth" signifies those who are in the ultimates of the church, and in an abstract sense its ultimates; "the sea and its fullness" signify the natural man and all things therein; "islands and inhabitants" signify the truths and goods of the natural man, "islands" its truths, and "inhabitants" its goods (as above). What is signified by "let the wilderness and its cities extol, and the villages that Arabia doth inhabit; let the inhabitants of the cliff sing aloud, let them cry aloud from the top of the mountains," see above n. 405, where this is explained; "let them give glory unto Jehovah, and let the islands declare His praise," signifies worship from internals and externals; "to give glory" meaning worship from internals, and "to declare praise" worship from externals, for externals declare, and "islands" mean the truths of the natural man from which is worship.

[6] In the same:

Attend unto Me, My people, and give ears unto Me, O My nation; for the law shall go forth from Me, and I will arouse My judgment for a light of the peoples. My righteousness is near, My salvation is gone forth, and Mine arms shall judge the peoples; the islands shall hope in Me, and on Mine arm shall they trust (Isaiah 51:4-5).

This is said of the Lord; "Attend unto Me, My people, and give ears unto Me, O My nation," signifies all who are of the church who are in truths and goods, "people" meaning those who are in truths and "nation" those who are in goods. It is said "attend" and "give ears," in the plural, because all are meant; "the law shall go forth from Me, and I will arouse My judgment for a light of the peoples," signifies that from Him are Divine good and Divine truth, from which is illustration; "law" signifying the Divine good of the Word, and "judgment" the Divine truth of the Word, "for a light of the people" signifying illustration; "My righteousness is near, My salvation is gone forth," signifies the judgment, when those who are in the good of love and in truths therefrom are saved, "righteousness" having reference to the salvation of those who are in good at the day of judgment, and "salvation" of those who are in truths; "Mine arms shall judge the peoples" signifies judgment upon those of the church who are in falsities, "peoples" here having the contrary sense; "the islands shall hope in Me, and on Mine arm shall they trust," signifies the approach of those to the church who are remote from the truths of the church, and their trust in the Lord; "the islands" signifying those who are remote from the truths of the church because they are in natural light and not yet in spiritual light from the Word, and "to trust on His arm" signifies trust in the Lord who has all power, "arm" in reference to the Lord meaning omnipotence.

[7] In the same:

Hear, O islands, and attend ye peoples from afar (Isaiah 49:1).

"The islands" stand for those who are in truths, and "the peoples from afar" for those who are in goods, and in an abstract sense, truths and goods, both in the natural man; "from afar" is predicated of the goods that are in the natural man, while "near" is predicated of the goods that are in the spiritual man. "Peoples" here signify goods, because in the original a different word is used from that which signifies truths; for this word is also applied to nations, whereby goods are signified (as is evident from the same word in Genesis 25:23).

[8] In Jeremiah:

Hear the word of Jehovah, ye nations, and declare it in the islands afar off (Jeremiah 31:10).

"Nations" stand for those who are in goods, and in an abstract sense for goods; and "islands" for those who are in truths, and in an abstract sense, for truths in the natural man; "afar off" signifies remote from the truths of the church, which are spiritual (that "afar off" has this signification, see Arcana Coelestia 8918). But these words in a purely spiritual sense, signify that the internal man shall teach the external, or the spiritual the whole natural man, the truths of the Word, for it is this that "the nations declare in the islands afar off;" but this pure sense, which is for angels, is with difficulty perceived by men, for it is with difficulty that men can think abstractedly from persons and places, for the reason that the thought of men is natural, and natural thought differs from spiritual thought in this, that it is tied down to places and persons and is consequently more limited than the spiritual. And this is why many things that have been explained will perhaps with difficulty fall into the ideas of the thought of those who keep the sight of the mind fixed on the sense of the words.

[9] In David:

The kings of Tarshish and of the islands shall bring an offering; the kings of Sheba and Seba shall offer a gift (Psalms 72:10).

This is said of the Lord, and "to bring and offer a gift" means to worship; and "kings of Tarshish and of the islands" mean the interior and exterior truths of the natural man, "the kings of Tarshish" its interior truths, and "islands" its exterior truths; "the kings of Sheba and Seba" mean the interior and exterior goods of the natural man, "Sheba" its interior goods, and "Seba" its exterior goods. By the truths of the natural man the knowledges of truth are meant, and by the goods of the natural man the knowledges of good are meant. (That these are meant by "Sheba and Seba," see Arcana Coelestia, n. 1171, 3240; and that the interior truths of the natural man are meant by "Tarshish," see just below.) And because these are meant, those who are in the knowledges of truth and good are also meant.

[10] In Isaiah:

Who are these that fly as a cloud, and as doves to their windows? Because the islands shall trust in Me, and the ships of Tarshish in the beginning, to bring thy sons from far (Isaiah 60:8-9).

This, too, is said of the Lord, and it signifies that those will receive and acknowledge Him who are in simple truth and good, who are such as perceive the truths of the Word in a natural way, that is, according to the sense of the letter, and do them, "the islands" signifying those who perceive the Word in a natural way, that is, according to the sense of the letter, "the ships of Tarshish in the beginning" meaning the goods that they bring forth and do, for "Tarshish" signifies the natural man in respect to knowledges, and "Tarshish in the beginning" the natural man in respect to the knowledges of good, because Tarshish abounded in gold and silver, and these the ships brought away thence (1 Kings 10:22); at first, gold, which signifies good; and as truths are from good it is also said "to bring thy sons from far." And as "islands" and "ships of Tarshish" signify the knowledges of truth and good of the natural man, it is said, "Who are these that fly as a cloud and as doves to their windows?" "cloud" signifying the truths of the sense of the letter of the Word, "doves" the goods therein, and "windows" truths from good in light. (That "ships" signify the knowledges of truth and good from the Word, see Arcana Coelestia 1977, 6385; and that "windows" signify truths in light, and therefore the intellectual, n. 655, 658, 3391)

[11] In the same:

Howl, ye ships of Tarshish; for Tyre is laid waste, so that there is no house, nor doth anyone enter; from the land of Kittim it shall plainly come to them. The inhabitants of the island are still, the merchant of Zidon passeth over the sea, they have filled thee. Be ashamed, O Zidon, for the sea saith, the stronghold of the sea, I have not travailed, neither brought forth; I have not trained up young men, I have not brought up virgins. When the report comes from Egypt they shall be in travail, as at the report respecting Tyre. Pass ye over into Tarshish; howl, ye inhabitants of the island (Isaiah 23:1-2, 4-6).

This describes the desolation of truth in the church; for "the ships of Tarshish" signify the knowledges of good from the Word, and "Tyre" the knowledges of truth therefrom. That there is no good because there are no truths is signified by "howl, ye ships of Tarshish, for Tyre is laid waste, so that there is no house, nor doth anyone enter," that falsities then enter until there are no longer any goods of truth and truths of good in the natural man, is signified by "from the land of Kittim it shall plainly come to them; the inhabitants of the island are still, the merchant of Zidon passeth over the sea, they have filled thee;" "the land of Kittim" signifies falsities; "the inhabitants of the island" signify the goods of truth in the natural man (as above); "the merchant of Zidon" signifies the knowledges from the Word; "passeth over the sea" signifies which are in the natural man; "they have filled thee" (that is, the ships of Tarshish) signifies, they have enriched thee by them. The vastation of truth and good in the natural man is further described by "Be ashamed, O Zidon, for the sea said, the stronghold of the sea, I have not travailed, neither brought forth; I have not trained up young men, I have not brought up virgins;" "Zidon," as well as "Tyre," signifies the knowledges of truth and good in the church; "the sea, the stronghold of the sea," signifies the whole natural man; "I have not travailed, neither brought forth," signifies that there is nothing of the church conceived or generated; "young men" signify the affections of truth, and "virgins" the affections of good. This took place because cognitions from the Word and confirming knowledges [scientifica] were applied to falsities and evils which is signified by "when the report comes from Egypt they shall be in travail, as at the report respecting Tyre;" "Egypt" signifying knowledges [scientifica]; "Tyre," the cognitions from the Word, here those vastated by the falsities and evils to which they have been applied; and as there is lamentation on this account it is said "they shall be in travail." That all good in the natural man and all truth there would thus perish is signified by "pass ye over into Tarshish; howl, ye inhabitants of the island;" "Tarshish" signifying interior goods and truths in the natural man; "the inhabitants of the island" signifying exterior goods and truths therein (as above), "to howl" signifying grief on account of vastation.

[12] In Jeremiah:

I took the cup out of Jehovah's hand, and made all the nations to drink, unto whom Jehovah sent me, all the kings of Tyre, and all the kings of Zidon, and the kings of the island which is in the crossing (beyond) the sea (Jeremiah 25:17, 22).

Many nations are enumerated in this chapter that are not cited here, all of which signify the goods and truths of the church in general and in particular that are vastated; and "the kings of Tyre and Zidon" signify the knowledges of truth and good from the Word in the natural man; for all the knowledges of truth and good, so far as they are knowledges, are in the natural man; they become truths and goods when men live according to them, because it is by means of the life that they are received in the spiritual man; "the kings of the island which is in the crossing beyond the sea" signify the knowledges of truth in the ultimate of the natural man, which is called the natural-sensual, because through this there is a crossing into the interiors of the natural man, "sea" signifying the natural man in general (See above, n. 275, 342). The vastation of these things is meant by "the cup of Jehovah which the prophet made the nations to drink."

[13] In the same:

Because of the day that cometh to devastate all the Philistines, to cut off from Tyre and Zidon every residue that helpeth; for Jehovah devastates the Philistines, the remnant of the island of Caphtor (Jeremiah 47:4).

"The Philistines" mean those who are in faith alone, or in faith separate from charity, therefore they are also called "the uncircumcised," which signifies that they have no charity (See Arcana Coelestia 2049, 3412, 3413, 8093, 8313); "to cut off from Tyre and Zidon every residue that helpeth" signifies that they have no knowledge of truth and good; "the residue that helpeth" signifying that they are no longer concordant; "the remnant of the island of Caphtor" has a like signification.

[14] In the same:

Pass over into the islands of the Kittim and see; send into Arabia and consider well, and see whether there hath been such a thing, whether a nation hath changed gods (Jeremiah 2:10-11).

"To pass over and to send into the islands of the Kittim and into Arabia" does not signify to send to those places, but to all who live naturally in truths and goods according to their religious principle; "the islands of the Kittim" meaning where those are who live naturally in truths, and "Arabia" where those are who live naturally in goods, that is, according to their religious principle; "the Kittim" and "Arabia" signify such persons and things; for all who do not have the Word or any revelation from heaven, and live according to their religious principle, live naturally; for to live spiritually is to live solely in accordance with truths and goods from the Word and from revelation out of heaven.

[15] In Zephaniah:

Jehovah will be fearful upon them; for He will make lean all the gods of the earth, 2 that they may worship Him, every man from his place, all the islands of the nations, ye Kushites also, slain by my sword shall they be (Zephaniah 2:11-12).

This, in the internal sense, signifies that the falsities of evil will be dispersed, and truths and goods given to those who are in falsities indeed, but not in the falsities of evil; "the gods of the nations that He will make lean" signify the falsities of evil, "gods" signifying falsities, "nations" evils, and "to make lean" to remove evils from falsities; "the islands of the nations" and "the Kushites" signify those who are in falsities indeed, but not in the falsities of evil; and in an abstract sense they signify falsities, but not falsities of evil; and as falsities not of evil are in the natural man, therefore "the islands of the nations" signify the natural man in respect to such falsities, or in respect to falsities in the natural man; these falsities are signified by "slain by my sword." (Respecting the falsities of evil, and the falsities not of evil, see The Doctrine of the New Jerusalem 21.)

[16] In David:

He shall have dominion from sea to sea, and from the river even unto the uttermost parts of the earth. The islands shall bow low before Him; and His enemies shall lick the dust (Psalms 72:8-9).

This is said respecting the Lord; and "to have dominion from sea to sea, and from the river even unto the uttermost parts of the earth," means His dominion over all things of heaven and the church; for the boundaries in the spiritual world are seas, and the intermediate regions are lands, where there are habitations for angels and spirits; therefore "from sea to sea" signifies all things of heaven, and because all things of heaven, it signifies also all things of the church; for the goods of love and the truths therefrom are what constitute both heaven and also the church, so "from sea to sea" signifies also all things of the church.

All things of heaven and of the church are signified by "from the river even unto the uttermost parts of the earth;" but this signifies all things of heaven and of the church in respect to truths, while "from sea to sea" signifies all things of heaven and of the church in respect to goods; for in the spiritual world the seas are the boundaries of the land east and west, and in the lands from the east to the west those dwell who are in the good of love; while "the river" means the first boundary, and "the uttermost parts of the earth" the last boundaries from south to north, where those dwell who are in truths from good; these boundaries were represented in respect to the land of Canaan by the rivers Jordan and Euphrates. Because the places that are about the last boundaries are meant by "islands," these signify truths in last things; and these, although they are not truths, are accepted as truths; for genuine truths are diminished from the midst towards the borders, since those who are about the borders are in natural light, and not so much in spiritual light. "Enemies" signify evils, of whom it is said that they "shall lick the dust," that is, that they are damned.

[17] In the same:

Jehovah reigneth; the earth shall exult; many islands shall be glad (Psalms 97:1).

This signifies that the church where the Word is and the church where the Word is not, consequently those who are in spiritual truths and those who are in truths not spiritual, shall rejoice on account of the Lord's kingdom. "The earth" signifies the church where the Word is, and "the islands" the church where the Word is not, consequently those who are far away from spiritual truths; for the truths of the Word only are spiritual, whereas those who are outside the church, as they do not have the truths of the Word, have only natural truths; this is why they are called "islands."

[18] By "islands" in the Word certain islands of the sea are not meant, but places in the spiritual world inhabited by those who have a natural knowledge of cognitions that in some measure agree with the cognitions of truth and good that are in the Word; and these places sometimes appear there as islands in a sea; so in an abstract sense "islands" signify the truths of the natural man. This is so called from a sea in which there are islands, for "the sea" signifies the generals of truth, or the truths of the natural man in general. This is the signification of "islands" in Genesis:

The sons of Javan were Elisha and Tarshish, Kittim, and Dodanim. From these were the islands of the nations separated in their lands; everyone after his tongue, after their families, in their nations (Genesis 10:4-5).

And in Isaiah:

He will come to gather all nations and tongues that they may come and see My glory; and I will set a sign among them, and I will send those of them that escape unto the nations, to Tarshish, Pul, and Lud, that draw the bow, to Tubal, and Javan, to the islands afar off, that have not heard My fame, neither have seen My glory; and they shall declare My glory among the nations (Isaiah 66:18-19; likewise Isaiah 11:10-11).

[19] As most things in the Word have also a contrary sense, so have islands; and in this sense "islands" signify the falsities opposed to the truths in the natural man. In this sense "islands" are mentioned in the following passages. In Isaiah:

I will make waste mountains and hills and dry up all their herbs; and I will make the rivers islands, and I will dry up the pools (Isaiah 42:15-16).

This may be seen explained in the preceding article, n. 405. In Ezekiel:

I will send a fire upon Magog, and upon the secure inhabitants of the islands (Ezekiel 39:6).

In Isaiah:

[He will repay] wrath to His adversaries, retribution to His enemies; to the islands He will repay retribution (Isaiah 59:18).

Behold, the nations are as a drop from a bucket, and are reckoned as the dust of the balance; behold, He taketh up the islands as a very little thing (Isaiah 40:15).

"Nations" here stand for evils, and "the islands" for falsities. In the same:

Keep silence, O islands; let the peoples renew power; let them draw near, then let them speak; let us come near together for judgment. The islands saw and feared; the ends of the earth trembled (Isaiah 41:1, 5).

Voetnoten:

1. The photolithograph has "upon their thrones;" the Hebrew "from their thrones," as is also given in the following explanation.

2. The photolithograph has "of the nations;" Hebrew "of the earth," as also found in AE 50; AC 1158.

  
/ 1232  
  

Thanks to the Swedenborg Foundation for their permission to use this translation.