Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4298

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4298. En Jakob noemde de naam van de plaats Peniël; dat dit de staat van de verzoekingen betekent, staat vast uit de samenhang; oudtijds werden aan plaatsen waar iets bijzonders voorviel, namen gegeven en deze namen waren tekenend voor de zaak die daar voorviel en voor de staat ervan, nrs. 340, 2643, 3422; aan deze plaats werd een naam gegeven die de staat van de verzoekingen betekende, want de staat van de verzoekingen wordt hier beschreven door de worsteling en het kampen van Jakob; Peniël betekent in de oorspronkelijke taal ‘de aangezichten van God’ ; dat ‘de aangezichten van God’ zien, wil zeggen, de zwaarste verzoekingen doorstaan, zal in wat volgt worden ontvouwd.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer #248

Bestudeer deze passage

  
/ 325  
  

Tot nu toe bevat deze vertaling passages tot en met #325. Er wordt waarschijnlijk nog aan gewerkt. Als je op de pijl naar links drukt, vind je het laatste nummer dat vertaald is.

  
/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4198

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4198. En Mizpa, omdat hij zei: Jehovah schouwe tussen mij en tussen u; dat dit de tegenwoordigheid van het Goddelijk Natuurlijke van de Heer betekent, namelijk in het goede dat nu door Laban wordt uitgebeeld, staat vast uit de betekenis van schouwen of op de uitkijk zijn, namelijk de tegenwoordigheid, want wie een ander schouwt of hem van een hoge uitkijktoren af ziet, is bij hem tegenwoordig met het gezicht; bovendien is zien, wanneer daarvan gesproken wordt met betrekking tot de Heer, het vooruitzien en de voorzienigheid, nrs. 2837, 2839, 3686, 3854, 3863; dus ook de tegenwoordigheid, maar door het vooruitzien en de voorzienigheid. Wat de tegenwoordigheid van de Heer betreft, de Heer is bij eenieder tegenwoordig, maar overeenkomstig de opneming; want uit de Heer alleen is het leven van eenieder; zij die Zijn tegenwoordigheid opnemen in het goede en ware, zijn in het leven van inzicht en wijsheid; maar zij die zijn tegenwoordigheid niet opnemen in het goede en ware, maar in het boze en valse, zijn in een leven van waanzin en dwaasheid, niettemin wel in het vermogen om te verstaan en wijs te zijn; dat zij toch hierin zijn, kan daaruit vaststaan dat zij in de uiterlijke vorm het goede en ware weten te liegen en te veinzen en daardoor de mensen te vangen, wat nooit het geval zou zijn indien zij niet in dit vermogen waren. Het hoedanige van de tegenwoordigheid wordt aangeduid door Mizpa, hier het hoedanige bij hen die in de goede dingen van de werken zijn of bij de natiën, die hier door Laban worden uitgebeeld; want de naam Mizpa komt in de oorspronkelijke taal van het woord schouwen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl