Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3849

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

3849. En Laban gaf aan Rachel, zijn dochter, Bilha, zijn dienstmaagd, haar tot een dienstmaagd; dat dit de uiterlijke aandoeningen betekent, die de banden of de dienstige middelen zijn, staat vast uit wat eerder in nr. 3835, is gezegd; dat door de dienstmaagd Bilha de uiterlijke aandoeningen worden aangeduid en door Zilpa, de dienstmaagd van Lea, de buitenste aandoeningen, is omdat door Rachel de aandoening van het innerlijk ware wordt aangeduid en door Lea de aandoening van het uiterlijk ware; uiterlijke aandoeningen zijn natuurlijke aandoeningen die de innerlijke van dienst zijn. Dat die aandoeningen de middelen zijn die van dienst zijn tot de verbinding van het ware tot het goede, komt daarvandaan, dat niets wat van de Leer is, ja zelfs niet wat ook dat van de wetenschap is, bij de mens kan binnentreden, tenzij door aandoeningen; want in de aandoeningen is het leven en niet in de ware dingen van de Leer en van de wetenschap zonder aandoening; dat dit zo is, blijkt duidelijk; zonder aandoening toch kan de mens niet eens denken en zelfs niet eens een enkel woord uitspreken; wie daarop let, zal inzien dat een woord zonder aandoening als het ware een woord van een automaat is, dus slechts een geluid zonder leven; en hoeveel en hoedanige aandoening daarin is, zoveel en zodanig leven is daarin; hieruit blijkt, wat ware dingen zonder het goede zijn en dat in de ware dingen de aandoening vanuit het goede is. Hetzelfde kan hij ook weten aan het verstand van de mens, namelijk dat het er geen is als de wil niet daarin is, want het leven van het verstand is vanuit de wil; daaruit blijkt het ook, wat ware dingen zonder het goede zijn, namelijk dat zij er niet zijn en dat zij aan het goede hun leven ontlenen, want tot het verstandelijke deel behoren de ware dingen en tot het wilsdeel het goede; daaruit kan eenieder beoordelen, wat het geloof, dat van het ware is, is zonder de naastenliefde, die van het goede is en dat de ware dingen van het geloof zonder het goede van de naastenliefde, dood zijn, want zoals gezegd, hoeveel en hoedanige aandoening er in de ware dingen is, zoveel en zodanig leven is daarin; maar dat de ware dingen niettemin bezield schijnen, hoewel het goede van de naastenliefde er niet is, is vanuit de aandoeningen van de liefde van zich en van de wereld, die geen ander leven hebben dan wat in de geestelijke zin, de dood wordt genoemd en het helse leven is. Er wordt gezegd: aandoening, en daaronder wordt verstaan het voortdurende van de liefde. Hieruit kan nu vaststaan, dat aandoeningen de middelen zijn die de verbinding van het ware en goede van dienst zijn; en dat het de aandoeningen zijn die de ware dingen binnenleiden en dat zij ook de ware dingen in de orde stellen; de echte aandoeningen, die van de liefde tot de Heer en de naastenliefde jegens de naaste zijn, in de hemelse orde, maar de boze aandoeningen, die van de liefde van zich en van de wereld zijn, in de helse orde, dat wil zeggen, in een aan de hemelse orde tegenovergestelde orde. De buitenste aandoeningen zijn die welke van het lichaam zijn en appetijt en wellust worden genoemd; die welke de naastgelegen innerlijke zijn, zijn van het lagere gemoed en zij worden natuurlijke aandoeningen genoemd; de innerlijke echter zijn van het redelijk gemoed en zij worden geestelijke aandoeningen genoemd; tot deze aandoeningen, namelijk tot de geestelijke van het gemoed, worden de waarheden die tot de leerstellige dingen behoren, binnengeleid door de uiterlijke en de buitenste aandoeningen of door de natuurlijke en de lichamelijke; deze zijn vandaar de dienstige middelen en zij worden aangeduid met de dienstmaagden door Laban gegeven aan Rachel en gegeven aan Lea; dat zij dienstmaagden van Laban worden genoemd, betekent dat zij hun oorsprong ontleenden aan het goede dat door Laban wordt uitgebeeld, over dit goede is eerder gehandeld; want de ware dingen die in het eerst worden geleerd, kunnen in de aanvang niet door andere aandoeningen worden ingeboezemd; de echte aandoeningen komen mettertijd en ook niet, dan alleen wanneer de mens vanuit het goede handelt.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #7780

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

7780. Tot de eerstgeborene van de dienstmaagd die achter de molens is, dat dit de vervalste waarheden van het geloof betekent die op de eerste plaats zijn, staat vast uit de betekenis van de eerstgeborene, namelijk het geloof, nr. 7779; en omdat dit het geloof is, is dit het ware in samenvatting, want het ware is van het geloof, omdat het geloofd moet worden; uit de betekenis van de dienstmaagd, namelijk de uiterlijke aandoening van het ware of de aandoening van de wetenschappen, nrs. 1895, 2567, 3835, 3849; de dienstmaagd achter de molens echter is de meest uiterlijke aandoening van de wetenschappen, want met achter de molens wordt datgene aangeduid wat op de laatste plaats is.

Er wordt gezegd achter de molens, omdat van molen wordt gesproken met betrekking tot geloofszaken; het graan wordt immers door molens fijngemalen tot meel en dan tot brood bereid; en met het meel wordt het ware aangeduid waaruit het goede is en met het brood het goede zelf dat daaruit is; zo is dus aan de molens zitten, zulke zaken aanleren die van dienst zullen zijn voor het geloof en door het geloof voor de naastenliefde en zich van die dingen doordrenken; vandaar komt het, dat de Ouden wanneer zij de eerste grondslagen van de leer van het geloof beschreven, die hebben beschreven met zitten aan de molens en de zaken die nog grover waren, met zitten achter de molens.

Omdat zulke dingen worden aangeduid, zegt daarom de Heer waar Hij over de laatste tijd van de Kerk onderwijst: ‘Twee zullen in de molen malen, de ene zal aangenomen worden en de andere zal verlaten worden’, (Mattheüs 24:41); deze woorden zouden nooit gezegd zijn, indien niet de molen de dingen betekende die van het geloof waren; wat de molen en malen in de innerlijke zin is, zie nr. 4335.

Wat de waarheden van het geloof aangaat die in de eerste plaats en die in de laatste plaats zijn, moet men weten dat de waarheden van het geloof die rechtstreeks voortgaan uit het goede van de naastenliefde, die zijn welke in de eerste plaats zijn, want zij zijn de goede dingen in vorm; de ware dingen echter die in de laatste plaats zijn, zijn naakte waarheden; wanneer immers de waarheden achtereenvolgens worden afgeleid, treden zij in elke graad van het goede terug en worden tenslotte naakte waarheden; zulke ware dingen zijn het die met de dienstmaagden achter de molens worden aangeduid.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl