Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #353

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

353. Het vet betekent het hemelse zelf, dat eveneens van de Heer is; hemels is alles wat van de liefde is, ook het geloof is hemels, wanneer het uit de liefde komt; de naastenliefde is hemels, al het goede van de naastenliefde is hemels; dit alles werd uitgebeeld door alle vet bij de offeranden, en wel onderscheidenlijk door het vet over de lever; door het vet over de nieren; door het vet welke de ingewanden bedekt, en door dat wat boven de ingewanden is; al dit vet was heilig, en werd op het altaar verbrand, (Exodus 29:12, 22; Leviticus 3:3, 4, 14; 4:8, 9, 19, 26, 31, 35; 8:16, 25). Daarom werd het brood van de vuuroffers, Jehovah ten vrede genoemd, (Leviticus 3:14, 16);

en daarom was het aan het Joodse volk verboden, enig vet van beesten te eten, hetgeen een inzetting van de eeuwigheid voor de geslachten werd genoemd, (Leviticus 3:17; 7:23, 25);

en dit omdat deze Kerk van dien aard was, dat zij het innerlijke niet erkende, nog minder het hemelse. Dat het vet het hemelse en het goede van de naastenliefde betekent, blijkt bij de profeten, zoals bij Jesaja:

‘Waarom geld betalen voor iets dat geen brood is, je loon besteden aan wat niet verzadigen kan? Luister aandachtig naar mij, en je zult ruimschoots te eten hebben en genieten van een overvloedige, vettige maaltijd’, (Jesaja 55:2).

Bij Jeremia:

‘De priesters schenk ik overvloedig, vettig offervlees. Ik overstelp mijn volk met al het goede – spreekt de Heer’, (Jeremia 31:14). Het spreekt vanzelf dat hier niet ‘vet’ bedoeld wordt maar het hemels - geestelijk - goede.

Bij David:

‘Zij laven zich aan de overvloed, vettigheid van uw huis, u lest hun dorst met een stroom van vreugden, want bij u is de bron van het leven, door úw licht zien wij licht’, (Psalm 36:9, 10);

alwaar vet en bron van het leven voor het hemelse staat, dat tot de liefde behoort; stroom van vreugden en licht voor het geestelijke, dat tot het geloof uit de liefde behoort.

Bij dezelfde:

‘Dan wordt mijn ziel verzadigd met uw overvloed, vettigheid, jubel ligt op mijn lippen, mijn mond zal u loven’, (Psalm 63:6);

waar vet eveneens staat voor het hemelse, en jubel op mijn lippen voor het geestelijke; het blijkt duidelijk dat er van het hemelse sprake is, omdat de ziel verzadigd wordt. Vandaar worden de eerstelingen zelf, omdat zij de eerstgeborenen van de aarde waren, vet genoemd, (Numeri 18:12). Daar er van het hemelse ontelbare geslachten, en nog ontelbaarder soorten bestaan, worden zij in het algemeen als volgt beschreven in het lied dat Mozes voor het volk voordroeg:‘Boter van runderen en melk van kleinvee, met vet van lammeren; en rammen van Basan en bokken, met het vetste der tarwe; en bloed van druiven drinkt gij, schuimende wijn’, (Deuteronomium 32:14). Wat dit betekent kan niemand ooit weten, tenzij dan uit de innerlijke zin; zonder de innerlijke zin kan niemand weten, wat boter van de koe, wat melk van de kudde, wat vet van de lammeren, wat vet van de rammen en de bokken, wat de zonen van Basan, wat het vet van de tarwe, wat het bloed van de druiven is. Zonder de innerlijke zin waren het woorden en verder niets, terwijl toch alles en elke bijzonderheid geslachten en soorten van hemelse dingen betekent.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

De Bijbel

 

Exodus 29:22

Studie

       

22 Daarna zult gij van den ram nemen het vet mitsgaders den staart, ook het vet, dat het ingewand bedekt, en het net der lever en de beide nieren, met het vet, dat aan dezelve is, en den rechterschouder; want het is een ram der vulofferen;