Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #0

Bestudeer deze passage

/ 10837  
  

HEMELSE VERBORGENHEDEN in de Heilige Schrift of het Woord van de Heer ONTHULD allereerst die in Genesis waaronder de wonderbaarlijkheden gezien in de geestenwereld en in de engelenhemel

door EMANUEL SWEDENBORG

‘Zoekt eerst het rijk Gods en Zijn Gerechtigheid, en alle dingen zullen u toegeworpen worden.’ Mattheüs 6:33

EERSTE DEEL

De hemelse Verborgenheden die in de Heilige Schrift of het Woord van de Heer onthuld zijn, staan in de verklarende paragrafen, genoemd: de INNERLIJKE ZIN van het Woord. Over de aard van die zin leze men wat daarvan uit ondervinding is aangetoond, nr. 1767-1777, nr. 1869-1879;

en bovendien in de tekst van het werk zelf: nr. 1-5, 64-66, 167, 605, 920, 937, 1143, 1224, 1404, 1405, 1408, 1409, en einde van 1502, 1540, 1659, 1756, 1783, 1807.

De Wonderbaarlijkheden, die gezien zijn in de geestelijke wereld en in de engelenhemel, zijn geplaatst in paragrafen voor en na elk hoofdstuk.

DE INHOUD VAN DIT EERSTE DEEL

1. De opwekking van de mens uit de dood en zijn ingang in het eeuwige leven, nr. 168-181.

2. De ingang van de wederopgewekte in het eeuwige leven, nr. 182-189.

3. Vervolg; de ingang van de mens in het eeuwige leven, nr. 314-319.

4. Van welke aard dan het leven van een ziel of van een geest is, nr. 320-323.

5. Enige voorbeelden wat geesten in het lichaam gedacht hebben over de ziel of de geest, nr. 443-448.

6. De hemel en de hemelse vreugde, nr. 449-459.

7. Het vervolg van de hemel en de hemelse vreugde, nr. 537-546.

8. Vervolg van de hemel en de hemelse vreugde, nr. 547-553.

9. De gezelschappen die de hemel vormen, nr. 684-691.

10. De hel, nr. 692-700.

11. De hellen van degenen die hun leven in haat, wraaklust en wreedheid hebben geleefd, nr. 814-823.

12. De hellen van degenen die hun leven met overspel en ongeremde lust hebben doorgebracht; ook de hellen van de bedriegers en heksen.

13. De hellen van de gierigaards; dan het vuile Jeruzalem en de rovers in de woestijn; ook de volkomen vuile hellen van degenen die helemaal tijdens hun leven in beslag zijn genomen in het najagen van pleziertjes, nr. 938-946.

14. Andere hellen, die van de vorige zijn onderscheiden, nr. 947-970.

15. Verwoesting, nr. 1106-1113.

16. De Oudste Kerk, die Mens of Adam genoemd wordt, nr. 1114-1129.

17. De mensen vóór de vloed, die vergaan zijn, nr. 1265-1272.

18. De ligging van de Grootste Mens en de plaats en afstand in het andere leven, nr. 1273-1278.

19. Vervolg over stand en plaats en over afstand en tijd in het andere leven, nr. 1376-1382.

20. De innerlijke gewaarwording van geesten en engelen en de sferen in het andere leven, nr. 1383-1400.

21. Vervolg over de innerlijke gewaarwording en sferen in het ander leven, nr. 1504-1520.

22. Het licht waarin de engelen leven, nr. 1521-1534.

23. Vervolg over het licht waarin de engelen leven, hun paradijzen en woningen, nr. 1619-1633.

24. De taal van de geesten en de engelen, nr. 1634-1650.

25. Vervolg over de taal van de geesten en de engelen, nr. 1757-1764.

26. De Heilige Schrift of het Woord, dat Goddelijke dingen verbergt, en voor de goede geesten en de engelen zichtbaar zijn, nr.1767-1777.

27. Vervolg van de heilige Schrift of het Woord, nr. 1869-1879.

28. Enkele bijzonderheden over geesten en engelen in het algemeen, nr. 1880-1885.

/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

Van Swedenborgs Werken

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1540

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

1540. DE INNERLIJKE ZIN

De ware historische verhalen van het Woord zijn, zoals gezegd, met het voorafgaande twaalfde hoofdstuk begonnen. Tot daar, of liever, tot Eber, waren het verdichte verhalen. De historische verhalen, die nu over Abraham worden voortgezet, betekenen in de innerlijke zin de Heer, en wel Zijn eerste leven, zoals het was, voordat Zijn uiterlijke Mens met de innerlijke verbonden werd, in die mate, dat zij één uitmaakten, dat wil zeggen, voordat Zijn uiterlijke Mens eveneens hemels en Goddelijk was geworden. Het zijn de geschiedenissen, die de Heer uitbeelden, de woorden zelf zijn de aanduidingen van datgene, wat uitgebeeld wordt. Daar het echter geschiedenissen zijn, kan het niet anders, of het gemoed van de lezer wordt daarin vastgehouden, vooral heden ten dage, nu de meesten en bijna allen niet geloven dat er een innerlijke zin bestaat, nog minder dat er in elk woord een innerlijke zin is. En wellicht zullen zij het ook nu nog niet erkennen, hoewel het tot hiertoe zo duidelijk is aangetoond. Ook daarom niet, omdat de innerlijke zin zozeer schijnt af te wijken van de letterlijke zin, dat men hem nauwelijks herkent. Maar men kan alleen hieruit al weten dat deze geschiedenissen nooit het Woord kunnen zijn, dat daarin, wanneer zij van de innerlijke zin gescheiden zijn, niet meer Goddelijk is dan in elke andere geschiedenis. Daarentegen maakt de innerlijke zin dat het Goddelijk is. Dat de innerlijke zin het Woord zelf is, blijkt uit vele plaatsen, die geopenbaard zijn, zoals, ‘Uit Egypte heb ik Mijn Zoon geroepen’, (Mattheüs 2:15), behalve nog tal van andere plaatsen. Ook de Heer Zelf heeft na de opstanding de discipelen geleerd wat bij Mozes en de profeten over Hem geschreven was, (Lukas 24:27), dat dus niets in het Woord geschreven staat, wat niet op Hem, op Zijn rijk en op de Kerk betrekking heeft. Dit zijn de geestelijke en de hemelse dingen van het Woord. Daarentegen zijn de dingen, welke de zin van de letter bevat, voor het merendeel wereldse, lichamelijke en aardse dingen, die nooit het Woord van de Heer kunnen uitmaken. Heden ten dage zijn de mensen van dien aard, dat zij niets anders dan dergelijke dingen gewaar worden. Wat geestelijke en hemelse dingen zijn, weten zij nauwelijks. Anders was het gesteld met de mensen van de Oudste en de Oude Kerk. Wanneer deze mensen heden ten dage leefden, en het Woord lazen, zouden zij in het geheel geen aandacht schenken aan de zin van de letter, welke zij als niets zouden beschouwen, maar zich richten op de innerlijke zin. Zij verwonderen zich zeer, dat iemand het Woord anders in zich opneemt. Daarom zijn ook alle boeken van de Ouden zodanig geschreven, dat zij in de innerlijke zin iets anders bevatten dan in de letter.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl